SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2307/99 van Lone Dybkjær (ELDR) aan de Commissie. VN-conventie tegen woestijnvorming.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2307/99 van Lone Dybkjær (ELDR) aan de Commissie. VN-conventie tegen woestijnvorming.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2307/99
van Lone Dybkjær (ELDR) aan de Commissie
(13 december 1999)
Betreft: VN-conventie tegen woestijnvorming
De volgende vragen zijn bedoeld om de standpunten te verduidelijken waar de Europese Commissie zich door laat leiden bij de uitvoering van de conventie van de Verenigde Naties tegen woestijnvorming.
1. In welke ontwikkelingslanden helpt de Europese Unie de uitvoering van nationale beleidsplannen ter bestrijding van woestijnvorming te financieren? Hoeveel geld wordt er uitgegeven, waar wordt het voor gebruikt, en wie neemt het in ontvangst? Op welke manier zorgt de bestaande financiële samenwerking voor de continuïteit van de beleidsprogramma's en maakt ze planning op lange termijn mogelijk?
2. Wat heeft de Europese Unie gedaan om financiële middelen vrij te maken in de privé sector en uit andere bronnen behalve de overheid, en om voor de getroffen ontwikkelingslanden de toegang tot doelmatige technologie, kennis en vaardigheden mogelijk en gemakkelijker te maken, in overeenstemming met artikel 6 van de conventie?
3. Wat heeft de Europese Unie ondernomen om te zorgen dat haar handelsbeleid en de structurering van haar in- en uitvoerrechten niet tot woestijnvorming leiden, bijv. door monocultuur aan te moedigen?
4. Wat heeft de Europese Unie ondernomen om te zorgen dat haar landbouwbeleid niet tot woestijnvorming leidt, bijv. door uitvoersubsidies die in droge streken de traditionele landbouw onrendabel maken?
5. Wat doet de Europese Commissie om voor spoedige en volledige uitvoering van de conventie tegen woestijnvorming over de eerstkomende 5 jaar te zorgen?
6. Wat doet de Europese Unie om te zorgen dat de Europese partijen voldoende meewerken aan de uitvoering van de conventie tegen woestijnvorming?
Antwoord van de heer Nielson namens de Commissie
(27 januari 2000)
1. Momenteel verleent de Commissie aan geen enkel land financiële steun bij de tenuitvoerlegging van een nationaal actieplan tegen woestijnvorming, aangezien slechts een paar landen een dergelijk plan hebben opgesteld. De Commissie heeft in het verleden evenwel steun verleend en doet dit nog steeds aan diverse programma's en projecten ter bestrijding van droogte en bodemverslechtering in de ontwikkelingslanden, met name in de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Aangezien dit thema door zovele gebieden loopt, is het onmogelijk het bestede bedrag te becijferen. In een verslag(1) dat momenteel wordt bijgewerkt, worden echter details verstrekt over de door de Commissie gefinancierde maatregelen ter bestrijding van woestijnvorming in de ontwikkelingslanden en de Gemeenschap over de periode 1990-1995. Door iedere ACS-staat in het kader van de Lomé-Overeenkomst voor de financiering van zijn nationale indicatieve programma een globaal krediet toe te kennen, gespreid over een periode van vijf jaar, heeft de Gemeenschap aan actieprogramma's een dimensie van zekerheid verleend, waardoor ACS-staten tot langetermijnplanning konden overgaan.
2. Het is een algemeen beleidsdoel van de Gemeenschap om de particuliere sector in de ontwikkelingslanden te stimuleren en de toegang van deze landen tot de noodzakelijke technologie, kennis
en knowhow te vergemakkelijken. Dit is ook de reden waarom in het kader van de Lomé-Overeenkomst het Centrum voor de ontwikkeling van industrie/bedrijfsleven (CIO) is opgericht. Het CIO boort financiële en technologische middelen uit particuliere en niet-gouvernementele bronnen aan om het bedrijfsleven in de ACS-landen te ontwikkelen. Door steun te geven voor structurele aanpassingen helpt de Gemeenschap haar partners een klimaat tot stand te brengen waarin de particuliere sector kan groeien.
3. Met het oog op haar algemene beleidsdoel dat een geleidelijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie beoogt, streeft de Gemeenschap ernaar om negatieve gevolgen van de handel voor het milieu te vermijden. Om deze reden heeft zij zich sterk gemaakt voor de toevoeging van het thema handel en milieu aan de millenniumronde van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
4. De Gemeenschap voert een beleid van duurzame ontwikkeling en milieubescherming in de ontwikkelingslanden. De subsidiëring van de landbouwexport (stabex) is een van de thema's die momenteel, in het kader van de post-Lomé-afspraken, opnieuw op de onderhandelingstafel liggen met de ACS-staten. Zonder op de resultaten vooruit te lopen, bestaat het streven van de Gemeenschap er nu juist in dat dergelijke subsidies geen negatieve uitwerking hebben op de landbouw in deze landen.
5. De delegaties van de Commissie in de ACS-landen is verzocht om, waar dat mogelijk is, een dialoog op gang te brengen met de nationale coördinatie-instanties en de organen die een centrale rol wordt toebedeeld in het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, teneinde de beste aanpak voor de tenuitvoerlegging van het verdrag te bepalen. Dit zal de Commissie in staat stellen sneller op te treden.
6. De Gemeenschap is voorstander van een gedecentraliseerde samenwerking en de participatie van alle betrokken partijen in Europa aan het ontwikkelingsproces, waaronder ook de tenuitvoerlegging van het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming valt. Samen met Europese niet-gouvernementele organisaties heeft zij in het verleden projecten in de ontwikkelingslanden gecofinancierd en zij zal dat ook in de toekomst blijven doen.
(1) SEC(97) 1429.