Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2390/99 van Mogens Camre (UEN) aan de Commissie. Scheepsbouw - dumpingpraktijken met staatssteun vanwege Zuid-Korea - verordening 1540/98.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2390/99 van Mogens Camre (UEN) aan de Commissie. Scheepsbouw - dumpingpraktijken met staatssteun vanwege Zuid-Korea - verordening 1540/98.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2390/99

van Mogens Camre (UEN) aan de Commissie

(16 december 1999)

Betreft: Scheepsbouw dumpingpraktijken met staatssteun vanwege Zuid-Korea verordening 1540/98

Ik verwijs naar het rapport van 5 oktober van de Europese Commissie aan de Raad over de toestand van de scheepsbouw in de wereld en verordening 1540/98(1).

Uit het rapport blijkt dat de Europese scheepsbouwindustrie ernstige moeilijkheden ondervindt door oneerlijke concurrentie van de scheepsbouw in Zuid-Korea. De Zuid-Koreaanse scheepswerven verkopen schepen met verlies en tot nu toe is er niemand die dat kan verhinderen.

De Raad voor industrie heeft de Europese Commissie op 9 november aangemaand om haar verplichtingen op grond van artikel 12 van verordening 1540/98 na te komen.

De Raad constateert in zijn besluitname dat de Europese scheepsbouw schade geleden heeft door de Zuid-Koreaanse politiek. Onder dergelijke omstandigheden draagt artikel 12 de Europese Commissie op om de Raad voorstellen te doen voor maatregelen om het probleem op te lossen.

Het is onaanvaardbaar dat er geen gelijke concurrentievoorwaarden bestaan voor de Europese scheepswerven, die in groten getale gedwongen worden om te sluiten. De werknemers van de Europese scheepswerven komen in de werkloosheid terecht en de eigenaars lijden aanzienlijke verliezen. Het ontbreekt de Europese scheepsbouw niet aan vakbekwaamheid of efficiëntie, maar de Zuid-Koreaanse scheepswerven kunnen met openbare steun prijzen vaststellen die onder de productiekosten liggen.

Wat denkt de Europese Commissie te ondernemen om de oneerlijke concurrentie van de Zuid-Koreaanse scheepsbouwindustrie tegen te houden waar de Europese scheepswerven aan blootstaan?

Welke andere bedrijfstakken of sectoren hebben laten weten dat ze hinder ondervinden van oneerlijke concurrentie van Zuid-Korea?

(1) PB L 202 van 18.7.1998, blz. 1.

Antwoord van de heer Lamy namens de Commissie

(22 december 1999)

De Commissie deelt de bezorgdheid van het geachte parlementslid in verband met de toestand van de scheepsbouw in de wereld en de moeilijkheden die talrijke communautaire scheepswerven ondervinden door de agressieve concurrentie van de Koreaanse scheepswerven.

De Raad voor Industrie heeft de Commissie op 9 november 1999 verzocht een aantal acties op touw te zetten om de oneerlijke handelspraktijken in deze sector een halt toe te roepen.

In dit verband wil de Commissie een gemengde (industrie-regering) bilaterale dialoog met Korea op gang brengen om voor deze problemen oplossingen te vinden. De eerste bijeenkomst hierover zal in Parijs worden gehouden op 14 december 1999, buiten het rechtstreekse kader de bijeenkomst van werkgroep 6 van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) met betrekking tot de scheepsbouw.

De traditionele commerciële verdedigingsinstrumenten met name de antisubsidie- of antidumpingrechten kunnen in deze sector niet worden aangewend omdat de schepen niet echt worden ingevoerd. De Commissie onderzoekt bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ernstig de mogelijkheid om krachtens de multilaterale bepalingen ernstig antisubdidiemaatregelen te nemen om aan de Koreaanse praktijken een eind te stellen. De Europese bedrijfstak zijnerzijds verzamelt de noodzakelijke bewijzen om zo spoedig mogelijk bij de Commissie een klacht te kunnen indienen krachtens de bepalingen met betrekking tot de handelsbelemmeringen.

Het monitoringverslag dat de Commissie aan de volgende Raad voor Industrie zal voorleggen zal de Gemeenschap in staat stellen te beslissen of andere maatregelen nodig zijn om dit probleem op te lossen.

Een aantal industriële sectoren van de Gemeenschap kregen te kampen met verhoogde concurrentie van Korea en andere Aziatische landen na de financiële crisis en de hieruit voortvloeiende devaluaties. De Commissie ontving in sommige van deze gevallen klachten waarbij ook sprake zou zijn van dumping of subsidiëring. Overeenkomstig de desbetreffende Gemeenschapswetgeving werden deze klachten onderzocht, indien zij voldoende aanwijzingen hieromtrent bevatten en in de gevallen waarin dat nodig was werden maatregelen ingesteld.