Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2618/99 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Grondrechten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2618/99 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Grondrechten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2618/99

van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie

(12 januari 2000)

Betreft: Grondrechten

1. Volgens artikel 295 van het Verdrag (ex artikel 222 EG-Verdrag) wordt het eigendomsrecht op basis van het subsidiariteitsbeginsel geregeld door de lidstaten. Niettemin biedt artikel 6, lid 1 van het EU-Verdrag enkele noodzakelijke garanties met betrekking tot de mensenrechten en derhalve voor de erkenning van eigendomsrechten.

Diverse onderdelen van de Europese regelgeving hebben bij de tenuitvoerlegging uiteraard gevolgen voor de eigendomsrechten; dit geldt o.a. voor de vogelrichtlijn, de habitatrichtlijn en de nitraatrichtlijn. Een aantal regelingen die in voorbereiding zijn, dreigen soortgelijke negatieve gevolgen voor het grondbezit te hebben (milieuaansprakelijkheid, productaansprakelijkheid enz.).

Hoe wil de Commissie in haar regelgevende werkzaamheden voldoende bescherming van de eigendomsrechten waarborgen, gelet op het feit dat eigendomsrechten deel uitmaken van de te beschermen grondrechten?

2. De Europese Raad in Keulen heeft de aanzet gegeven tot het Handvest voor de grondrechten. Volgens het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen behoren eigendomsrechten tot de grondrechten.

Wil de Commissie ook de eigendomsrechten in het handvest opnemen?

Hoe zal het eenmaal voltooide handvest in de praktijk worden toegepast?

Antwoord van de heer Vitorino namens de Commissie

(14 februari 2000)

1. Het eigendomsrecht is een fundamenteel recht dat gegarandeerd wordt door artikel 1 van het aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en door de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten.

Er zij op gewezen dat dit niet een absoluut recht is maar dat het onderworpen kan worden aan restricties die om redenen van algemeen belang zelfs onteigening kunnen behelzen. In artikel 1 van het hiervoor genoemde aanvullend Protocol wordt namelijk bepaald dat iedere natuurlijke of rechtspersoon recht heeft op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.

Zelfs al laat het Verdrag, uit hoofde van artikel 295 (ex artikel 222) van het EG-Verdrag, de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet, toch is de Unie, uit hoofde van artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, verplicht de fundamentele rechten te respecteren zoals zij worden gegarandeerd door het op 4 november 1950 in Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij voortvloeien uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten als algemene principes van het communautair recht.

De Commissie houdt van haar kant bij al haar voorstellen rekening met het proportionaliteitsbeginsel zodat het eigendomsrecht slechts binnen de onontbeerlijke grenzen die door het algemeen belang worden opgelegd, wordt toegepast.

2. Aangezien het Handvest voor de grondrechten thans wordt opgesteld en vele daarop betrekking hebbende vragen momenteel open blijven kan de Commissie geen enkele voorspelling doen, noch over de inhoud, noch over de praktische toepassingsmodaliteiten ervan, die van de juridische aard en de inhoud ervan afhangen. In ieder geval zal het Handvest, gezien het belang van de eigendomsrechten, daar niet aan voorbij kunnen gaan.