SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2663/99 van Glenys Kinnock (PSE) aan de Commissie. Liberalisering overheidsopdrachten.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2663/99 van Glenys Kinnock (PSE) aan de Commissie. Liberalisering overheidsopdrachten.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2663/99
van Glenys Kinnock (PSE) aan de Commissie
(12 januari 2000)
Betreft: Liberalisering overheidsopdrachten
Mag er uit het onderhandelingsmandaat van de EU terecht worden geconcludeerd dat de EU van plan is om in de komende WTO-ronde de liberalisering van overheidsopdrachten te introduceren?
Zo ja, hoe denkt de Commissie deze doelstelling in overeenstemming te brengen met haar verplichting aan de ontwikkelingslanden, in het bijzonder met artikel 178 van het EG-Verdrag dat zegt dat haar externe beleid coherent moet zijn en de inspanningen om de ontwikkelingslanden te helpen niet in de weg mag staan? Hoe denkt de Commissie, gezien deze wettelijke verplichting, dat liberalisering van overheidsopdrachten de arme landen ten goede zal komen?
Gecombineerd Antwoord van de heer Lamy namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-2661/99, E-2662/99 en E-2663/99
(8 februari 2000)
Het geld dat wordt gespendeerd aan overheidsopdrachten (defensie-uitgaven niet meegerekend) komt in de meeste landen overeen met ten minste 10 à 15 % van het bruto binnenlands product (BBP). Het ontbreken van multilaterale regels voor de wijze waarop dit geld wordt gespendeerd, heeft tot gevolg dat regeringen met betrekking tot overheidsopdrachten discriminerende en concurrentievervalsende procedures en praktijken in stand kunnen houden.
Ondoorzichtige en/of discriminerende aanbestedingsprocedures zijn ten aanzien van de ontwikkelingsdoelstellingen op langere termijn van landen nadelig, omdat zij worden aangewend om industrieën zonder concurrentievermogen te subsidiëren en een klimaat tot stand brengen dat bevorderlijk is voor corruptie en omkoperij. Deze stelling wordt gestaafd door empirisch onderzoek dat door andere landen en
organisaties werd uitgevoerd. Verder wordt het door de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en de daavóór bestaande Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT), tot stand gebrachte liberaliserend effect op de handel aangetast door het buiten het toepassingsgebied van de WTO-regels vallen van een aanzienlijk gedeelte van de mogelijke handel.
Een opengestelde markt voor overheidsopdrachten resulteert in het krijgen van de beste waar voor het geld van de belastingbetaler. Daaruit vloeien aanzienlijke kostenbesparingen voort en dat bespaarde geld kan worden gebruikt voor de verwezenlijking van ontwikkelingsprogramma's en andere doelstellingen. Om die reden verleent de Gemeenschap haar steun aan maatregelen in het kader van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties bedoeld om landen ertoe te brengen voor overheidsopdrachten de beste praktijken te hanteren en aankopen te doen op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding.
Het feit dat de Gemeenschap in het kader van de WTO reeds lang streeft naar een liberalisering van de overheidsopdrachten op multilaterale basis moet worden beschouwd als complementair ten aanzien van bovenomschreven andere initiatieven en van de verbintenis van artikel 178 (ex artikel 130V) van het EG-Verdrag geen afbreuk te doen aan de steun voor ontwikkelingslanden. De Gemeenschap is zich volledig ervan bewust dat het tot stand brengen van de nodige substantiële kaderregeling binnen de WTO veel tijd en een pragmatische aanpak zal vergen. Voor het bereiken van dit doel zal stap voor stap moeten worden te werk gegaan.
Transparantie is essentieel voor het met betrekking tot aanbestedingen tot stand brengen van een klimaat van degelijkheid en betrouwbaarheid. Tijdens de voorbereiding van de ministerconferentie van Seattle heeft de Gemeenschap daarom geprobeerd de op dit gebied reeds aan de gang zijnde werkzaamheden te voltooien en vervolgens op de resultaten verder te bouwen.
De grootste moeilijkheid voor de WTO is van politieke aard. Landen en niet alleen maar ontwikkelingslanden moeten ertoe worden gebracht overheidsopdrachten niet langer te hanteren als een middel ter verwezenlijking van andere doelstellingen. Dat zal niet lukken indien niet kan worden verwezen naar een geloofwaardig alternatief als middel ter verwezenlijking van die doelstellingen. Dit is een van de grote uitdagingen waarmee de voorstanders van liberalisering van de overheidsopdrachten op dit ogenblik worden geconfronteerd.
Verschillende specifieke landenstudies werden in een bilateraal kader uitgevoerd en, zoals reeds vermeld, zijn ook werkzaamheden aan de gang in het kader van andere internationale organisaties zoals de VN en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Tot dusver ziet de Commissie geen voordeel in de uitvoering van bijkomend onderzoek naar de voordelen van de liberalisering van overheidsopdrachten voor afzonderlijke dan wel alle ontwikkelingslanden. Zij is echter bereid te overwegen of bepaalde bijkomende werkzaamheden nuttig zouden kunnen zijn om ontwikkelingslanden ervan te overtuigen dat het in hun belang is hun markt voor overheidsopdrachten open te stellen.
De moeilijkheden waarmee ontwikkelingslanden en vooral de minstontwikkelde landen in verband met deelname aan het proces van Genève worden geconfronteerd, hebben evenwel betrekking op meer dan alleen maar de overheidsopdrachten. De Gemeenschap heeft speciaal met betrekking tot de overheidsopdrachten een initiatief voorgesteld dat op dit ogenblik door de partijen bij de Overeenkomst inzake Overheidsopdrachten (GPA) wordt overwogen en betrekking heeft op het toekennen van GPA-voordelen aan de minstontwikkelde landen. Op een meer technisch niveau voorziet de GPA in technische bijstand voor de ontwikkelingslanden en werden gelijksoortige bepalingen voorgesteld in het kader van bovenvermelde op transparantie gerichte werkzaamheden. De Gemeenschap heeft in verband hiermee deelgenomen aan de gesprekken op en de organisatie van een aantal studiebijeenkomsten en conferenties ten behoeve van zowel afzonderlijke landen als landengroepen. Een aantal lidstaten zijn op dit gebied eveneens actief bezig. Deze werkzaamheden van technische aard zijn weliswaar belangrijk maar lossen nog niet bovengenoemd fundamenteel politiek probleem op
Vanuit een ruimer perspectief heeft de Commissie een geïntegreerd programma opgezet gericht op het ondersteunen van de integratie van de staten van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) in het wereldhandelssysteem van de WTO. Dit programma voorziet in financiële steun voor technische bijstand, opleiding, de ontwikkeling van onderhandelingsvaardigheden en capaciteitsopbouw. Als een eerste stap ondersteunt de Commissie het tot stand brengen van meer coördinatie in Genève tussen de ACS-landen onderling via het ACS-Secretariaat. De Commissie heeft in het verleden eveneens samengewerkt met het WTO-Secretariaat met het oog op de financiering en het voorzien in personele middelen voor vergaderingen en studiebijeenkomsten gericht op het bevorderen van kennis en inzicht inzake de WTO-regels en de door het multilaterale handelssysteem geboden mogelijkheden. De Commissie overlegt op dit ogenblik met de WTO- en ACS-Secretariaten of eventuele andere acties waaraan zij kan deelnemen, voor de ontwikkelingslanden nuttig kunnen zijn.