Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2710/99 van Pedro Marset Campos (GUE/NGL) aan de Commissie. Uitbreidingsplannen voor een modderdrogerij in de Sierra de Fontcalent (Alicante, Spanje).

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2710/99 van Pedro Marset Campos (GUE/NGL) aan de Commissie. Uitbreidingsplannen voor een modderdrogerij in de Sierra de Fontcalent (Alicante, Spanje).

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2710/99

van Pedro Marset Campos (GUE/NGL) aan de Commissie

(18 januari 2000)

Betreft: Uitbreidingsplannen voor een modderdrogerij in de Sierra de Fontcalent (Alicante, Spanje)

De uitbreidingsplannen voor de modderdrogerij te Fontcalent hebben voor grote verontrusting bij de bevolking gezorgd. Deze klaagt over stank in de omgeving. De autoriteiten hebben verzekerd dat er geen milieueffectrapportage heeft plaatsgevonden omdat het gebied al is aangetast door een vuilstortplaats die slechts door een dal is gescheiden van de modderdrogerij. De vuilstortplaats is gelegen naast het moddergebied. De rotzooi rijst steeds hoger op en van tijd tot tijd vinden branden plaats. Inmiddels hebben 11 buurt-, maatschappelijke en milieuorganisaties hun verzet tegen de uitbreidingsplannen kenbaar gemaakt; zij klagen over, soms illegale, storting van ongezuiverde modder om deze vervolgens te drogen; daardoor is het gebied een haard van smeerboel, insecten, kleine knaagdieren en ondragelijke stank geworden.

De modder bestrijkt momenteel een gebied van 130.000 m2; er zijn twee maanden nodig om de boel te doen opdrogen. Wanneer het groene licht wordt gegeven voor een verdere uitbreiding zullen de zeer verontreinigende vloeistoffen een speelbal zijn van regen en wind.

De betrokkenen hebben verklaard dat soms vuil wordt gestort buiten het aan Emarasa toegewezen terrein; dit zou erop kunnen duiden dat wet 10/98 van 21 april 1998 over afval wordt geschonden. Het is een ernstig misdrijf om ongecontroleerd afval achter te laten, op te slaan of op te ruimen.

1. Is de Commissie met de situatie bekend?

2. Kan de Commissie meedelen of er een milieueffectrapportage plaats heeft gevonden voor de uitbreiding van deze vuilstortplaats overeenkomstig richtlijn 85/337/EEG(1) in verband met de evaluatie van de gevolgen van bepaalde overheids- en particuliere projecten voor het milieu alsook een correcte toepassing door deze autoriteiten van de afvalrichtlijnen?

3. Kan de Commissie alle gegevens doorspelen die zij eventueel van Spaanse autoriteiten zou kunnen ontvangen?

(1) PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(22 februari 2000)

De Commissie heeft geen kennis van de feiten waarnaar het geachte parlementslid verwijst en weet niet of het project in kwestie onderworpen werd aan een effectbeoordelingsprocedure bepaald bij Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.

Op te merken valt dat artikel 2 van de richtlijn bepaalt dat projecten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging worden onderworpen aan een beoordeling van die effecten, voordat een vergunning wordt verleend. Deze maatregel is van toepassing op de in bijlage I van de richtlijn opgesomde projecten en op die in bijlage II indien de lidstaten van oordeel zijn dat hun kenmerken zulks noodzakelijk maken. Zowel installaties voor de vernietiging van industrieel afval en huisvuil als slibstortplaatsen zijn opgenomen onder punt 11 van bijlage II van de voornoemde richtlijn. Bijgevolg worden de projecten van die categorie onderworpen aan een beoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 van de richtlijn indien de lidstaat van oordeel is dat hun kenmerken zulks noodzakelijk maken. Op dezelfde manier is dit soort installaties opgenomen in bijlage II van Richtlijn 97/11/EG(1), waarmee onder meer de punten 11 en 13 van bijlage II bij de voornoemde Richtlijn 85/337/EEG worden gewijzigd.

De Commissie heeft zich tot de Spaanse autoriteiten gewend om informatie te verkrijgen over de door het geachte parlementslid verstrekte feiten om zodoende de naleving te controleren van zowel de voornoemde richtlijnen als van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen(2), zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991(3), in het onderhavige geval.

Wat betreft Richtlijn 94/62/EG van het Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval(4) ziet de Commissie, rekening houdend met de informatie die hij in het kader van de schriftelijke vraag heeft ontvangen, geen aanleiding om een overtreding van die richtlijn te vermoeden.

De Commissie zal het geachte parlementslid in kennis stellen van de follow-up die aan deze zaak zal worden gegeven.

(1) PB L 73 van 14.3.1997.

(2) PB L 194 van 25.7.1975.

(3) PB L 78 van 26.3.1991.

(4) PB L 365 van 31.12.1994.