Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2712/99 van Pernille Frahm (GUE/NGL) aan de Commissie. Arbeidstijdenrichtlijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2712/99 van Pernille Frahm (GUE/NGL) aan de Commissie. Arbeidstijdenrichtlijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2712/99

van Pernille Frahm (GUE/NGL) aan de Commissie

(18 januari 2000)

Betreft: Arbeidstijdenrichtlijn

1. Hoe kan de Commissie in een aanmaning aan de Deense regering schrijven dat de toepassing door Denemarken van de arbeidstijdenrichtlijn van de EU haars inziens niet strookt met het Unieverdrag, terwijl zij in een brief van Commissaris Padraig Flynn van 10 mei 1993 aan de Deense centrale organisaties had laten weten dat het Deense cao-model kan worden gebruikt voor de implementatie van de EU-richtlijnen? Bovendien werd mede op basis van deze brief de gemotiveerde agenda van 30 november 1993 goedgekeurd betreffende de handhaving van het Deense cao-model als basis voor de implementatie van EU-richtlijnen.

2. Is de Commissie van mening veranderd tussen de datum van verzending van de brief van Commissaris Padraig Flynn en die van haar aanmaning aan de Deense regering betreffende de implementering van de arbeidstijdenrichtlijn? Kan de Commissie in het bevestigende geval mededelen welke omstandigheden voor haar aanleiding waren haar standpunt te wijzigen? Kan de Commissie o.a. mededelen of haar besluit over de politieke geldigheid van het Deense model voor de implementering van richtlijnen van 10 mei 1993 werd beïnvloed door het feit dat de Deense bevolking een week later een tweede referendum moest houden over het Unieverdrag?

3. Kan de Commissie bevestigen dat het, toen de aanmaning betreffende de implementering van de arbeidstijdenrichtlijn aan de Deense regering werd toegezonden, nog nooit was voorgekomen dat de cao-partners de in de betrokken richtlijn neergelegde doelstellingen niet wisten te bereiken (vgl overeenkomst tussen 11 landen over het Unieverdrag)?

Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

(3 maart 2000)

In de brief van de Commissaris voor werkgelegenheid en sociale zaken waarop de geachte afgevaardigde doelt, wordt gezegd dat richtlijnen onder andere kunnen worden geïmplementeerd door collectieve overeenkomsten op nationaal niveau waarvan op passende kennis is gegeven, en dat wetgeving als een laatste redmiddel en vangnet wordt beschouwd. Dit is in overeenstemming met artikel 137, lid 4 (ex artikel 118) van het EG-verdrag, dat duidelijk bepaalt dat collectieve overeenkomsten kunnen worden gebruikt om richtlijnen ten uitvoer te leggen. Bovendien heeft het Hof van Justitie bepaalde voorwaarden vastgesteld voor het geval collectieve overeenkomsten als het enige middel worden gebruikt om een richtlijn of sommige bepalingen daarvan te implementeren(1). Een essentiële voorwaarde in dit verband is dat de bepalingen op alle werknemers die binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallen, van toepassing zijn.

1. Het standpunt van de Commissie en het desbetreffende Gemeenschapsrecht, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, zijn sinds de brief in 1993 werd verzonden, niet veranderd.

2. De Commissie heeft twee klachten van Deens vakbonden ter zake ontvangen.

(1) Zaak 143/83 Commissie tegen Denemarken [1985] Jurispr. 427. Zie bv. ook Commissie tegen Italië [1986] Jurispr. 2291.