SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0721/00 van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie. Ernstige vervuiling van de rivier de Segura (Spanje).
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0721/00 van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie. Ernstige vervuiling van de rivier de Segura (Spanje).
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0721/00 van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie. Ernstige vervuiling van de rivier de Segura (Spanje).
Publicatieblad Nr. 026 E van 26/01/2001 blz. 0096 - 0097
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0721/00
van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie
(17 maart 2000)
Betreft: Ernstige vervuiling van de rivier de Segura (Spanje)
Een in 1998 verricht onderzoek heeft op 13 verschillende plaatsen de hoge graad van vervuiling van de Spaanse rivier de Segura aangetoond. Tussen Murcia en de monding van de rivier werden hoge concentraties metalen en diverse andere, uiterst giftige stoffen gemeten. De conclusies van de door de afdeling chemische en agrarische bodemkunde van de universiteit van Orihuela (Murcia) uitgevoerde studie worden bevestigd in een recent verslag van de milieubiologe van de universiteit van Murcia, Julia Martínez Fernández, dat openbaar werd gemaakt door de Comisión Pro Río van Orihuela, en waarin wordt gesteld dat het water van de Segura zelfs niet kan worden gebruikt voor de landbouw. Het cadmiumgehalte van het water van de rivier is onrustbarend hoog: 176 microgram, tegenover het door de communautaire en de Spaanse wetgeving toegestane maximum van 5 microgram.
De Commissie heeft destijds weliswaar om een analyse van het water gevraagd, teneinde te kunnen bepalen of Spanje voor het Europese Hof van Justitie moet worden gedaagd, maar dit betekent nog niet dat een oplossing voor dit zeer ernstige milieuprobleem in zicht is. De uiterste datum voor de totstandbrenging van opvang- en behandelingssystemen voor stedelijk afvalwater (31 december 1999) is inmiddels verstreken.
Omdat dringend een oplossing moet worden gevonden voor de toenemende vervuiling van het water van de rivier de Segura, heb ik deze situatie reeds in september 1997 (vraag E-2683/97)(1), en vervolgens in juni 1998 (vraag E-1906/98)(2) en in maart van vorig jaar (een nooit beantwoorde vraag) aan de kaak gesteld.
Kan de Commissie de stand van haar onderzoek ter zake mededelen?
Heeft de Commissie in verband met deze zaak tegen Spanje een procedure ingeleid bij het Europese Hof van Justitie?
Is de Commissie van oordeel dat de Spaanse autoriteiten hebben voorzien in een voldoende aantal waterzuiveringsinstallaties in de betrokken agglomeraties, teneinde de rivier volledig te zuiveren? Is de Commissie van plan van de Spaanse autoriteiten te eisen dat het door industriële bedrijven rechtstreeks in de rivier geloosde afvalwater eveneens wordt gezuiverd?
(1) PB C 117 van 16.4.1998, blz. 44.
(2) PB C 13 van 18.1.1999, blz. 115.
Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie
(14 april 2000)
Wat waterverontreiniging door gevaarlijke stoffen in het algemeen betreft, is de Commissie ervan op de hoogte dat de tenuitvoerlegging van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd(1), in Spanje problemen oplevert. Er zij op gewezen dat het Hof van Justitie in aansluiting op de krachtens artikel 226 (ex artikel 169) van het EG-Verdrag door de Commissie ingeleide inbreukprocedure Spanje heeft veroordeeld(2) omdat het, in strijd met de bepalingen van artikel 7 van Richtlijn 76/464/EEG, geen programma's heeft opgezet voor het verminderen van de waterverontreiniging door bepaalde gevaarlijke stoffen die vermeld zijn in lijst II in de bijlage van die Richtlijn.
Er zij ook op gewezen dat de Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje heeft ingeleid wegens de niet-naleving van de bepalingen van Richtlijn 76/464/EEG met betrekking tot de door verscheidene klachten en parlementaire vragen aangeklaagde verontreinigingsproblemen. De verontreiniging van de Segura-rivier valt onder deze procedure, in het kader waarvan de Commissie een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht. De Commissie zou graag de door het geachte parlementslid vermelde studies over de huidige toestand van de Segura-rivier ontvangen. Afhankelijk van de evaluatie van die bijkomende informatie zal de Commissie deze in het kader van voornoemde zaak gebruiken.
De Commissie bestudeert momenteel de beheerplannen voor het stroomgebied die door de Spaanse autoriteiten werden meegedeeld na de voornoemde veroordeling door het Hof van Justitie. Zij bevestigen dat deze plannen voor de betrokken binnenwateren programma's voor het verminderen van de verontreiniging omvatten.
Wat vervolgens Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater(3) betreft, zij erop gewezen dat agglomeraties met een inwonerequivalent (IE) van meer dan 15.000 (een inwonerequivalent is een eenheid voor de bepaling van de door een persoon gemiddeld op een dag geproduceerde organische verontreiniging) die hun stedelijk afvalwater in de Segura-rivier lozen, uiterlijk op 31 december 2000 van secundaire (d.w.z. biologische) opvang- en behandelingssystemen voorzien moeten zijn.
De termijn is vastgesteld op 31 december 2005 voor agglomeraties met een inwonerequivalent tussen 2.000 en 15.000. De Commissie zal begin volgend jaar verifiëren of deze verplichtingen voor de belangrijkste agglomeraties zijn nagekomen.
Voor industrieel afvalwater is er krachtens Richtlijn 76/464/EEG van de Raad een duidelijke verplichting om lozingen die in lijst I of lijst II vermelde stoffen bevatten, aan een vergunning te onderwerpen. Bijgevolg is er een verplichting om het industrieel afvalwater te zuiveren als de emissiegrenswaarden voor lozingen of de doelstellingen betreffende de waterkwaliteit in de rivier overschreden zijn.
In haar hoedanigheid van hoedster van de Verdragen zal de Commissie, met behulp van de instrumenten waarover zij beschikt, de nodige maatregelen nemen om erop toe te zien dat in het onderhavige geval het Gemeenschapsrecht wordt nageleefd.
(1) PB L 129 van 18.5.1976.
(2) Arrest van 25.11.1998. Zaak C-214/96.
(3) PB L 135 van 30.5.1991.