Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0790/00 van Rosa Miguélez Ramos (PSE) aan de Commissie. Aanleg haveninstallaties in de monding van Arousa (Spanje) zonder milieu-effectbeoordeling.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0790/00 van Rosa Miguélez Ramos (PSE) aan de Commissie. Aanleg haveninstallaties in de monding van Arousa (Spanje) zonder milieu-effectbeoordeling.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0790/00 van Rosa Miguélez Ramos (PSE) aan de Commissie. Aanleg haveninstallaties in de monding van Arousa (Spanje) zonder milieu-effectbeoordeling.

Publicatieblad Nr. 374 E van 28/12/2000 blz. 0153 - 0154


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0790/00

van Rosa Miguélez Ramos (PSE) aan de Commissie

(9 maart 2000)

Betreft: Aanleg haveninstallaties in de monding van Arousa (Spanje) zonder milieu-effectbeoordeling

De aanleg in de Ria de Arousa (Pontevedra, Spanje) van een chemische en oliehaven en de inrichting van een opslagpark voor olie en petrochemische producten op hetzelfde terrein heeft tot verzet geleid onder de bevolking vanwege de milieugevolgen hiervan voor het gehele gewest. Voor geen van beide bouwprojecten zijn voorafgaande milieu-effectbeoordelingen verricht.

Het Platform ter bescherming van Ria de Arousa heeft bij de Europese Commissie een klacht ingediend wegens niet naleving van de communautaire regelgeving betreffende de milieu-effectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG)(1).

Anderzijds heeft de Spaanse regering de vastgestelde termijn voor de omzetting van richtlijn 97/11/EG(2) betreffende de beoordeling van de gevolgen van bepaalde openbare en particuliere projecten voor het milieu, houdende wijziging van richtlijn 85/337/EEG, niet in acht genomen.

Na de recente milieuramp als gevolg van het zinken van de olietanker Erika ligt deze zaak bij de bevolking nog gevoeliger, en van ons wordt als volksvertegenwoordigers steeds meer aandacht verlangd voor milieukwesties. Onlangs heeft het EP twee resoluties met deze strekking goedgekeurd (20 januari en 2 maart 2000). Bovendien is in het Parlement veel gesproken over de integratie van het milieubeleid van de EU in andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld de Structuurfondsen.

Was voor de aanleg van deze haveninstallaties een milieu-effectbeoordeling noodzakelijk?

Kan de Commissie bevestigen dat van de zijde van de Gemeenschap financiële steun is verleend voor beide bouwprojecten? Zo ja, om welke bedragen gaat het, en welke bedrijven hebben hiervan geprofiteerd?

Op welke wijze voert de Commissie toezicht op beide bouwprojecten om erop toe te zien dat de communautaire milieuvoorschriften in acht worden genomen?

(1) PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

(2) PB L 73 van 14.3.1997, blz. 5.

Gecombineerd Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie op de schritftelijke vragen P-0790/00 en E-0804/00

(5 april 2000)

Met betrekking tot Richtlijn 85/337/CEE(1) van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, dient te worden opgemerkt dat in artikel 2 is bepaald dat projecten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging, aan een beoordeling van die effecten moeten worden onderworpen voordat een vergunning wordt verleend. Deze bepaling is van toepassing op de projecten die in de bijlagen I en II van de richtlijn worden aangegeven.

Wat de door het geachte parlementslid genoemde installaties betreft, omvat bijlage I, punt 8, de zeehandelshavens alsmede waterwegen en havens voor de binnenvaart, bevaarbaar voor schepen van meer dan 1350 ton. Bijlage II, punt 10, onder d), omvat de aanleg van havens (met inbegrip van visserijhavens) die niet zijn opgenomen in bijlage I. Punt 6, onder d), van bijlage II vermeldt de opslagruimten voor aardolie, petrochemische en chemische producten. Krachtens artikel 4 dienen de projecten van de in bijlage I genoemde categorieën in alle gevallen te worden onderworpen aan een milieueffectbeoordelingsprocedure. De projecten die behoren tot bijlage II moeten onderworpen worden aan een beoordeling wanneer de betrokken lidstaat van mening is dat hun karakteristieken het vereisen.

Richtlijn 97/11/CE(2) van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/CE bepaalt in artikel 3, lid 1, dat de lidstaten uiterlijk op 14 maart 1999 aan deze richtlijn moeten voldoen. Opgemerkt zij dat, krachtens artikel 3, lid 2, van Richtlijn 97/11/CE, wanneer een vergunningsaanvraag vóór 14 maart 1999 is ingediend, de bepalingen van Richtlijn 85/337/CEE van vóór deze wijzigingen van kracht blijven. Er zij op gewezen dat de Commissie, bij het niet mededelen van nationale uitvoeringsmaatregelen binnen de gestelde termijn, een procedure inleidt krachtens artikel 226 (ex artikel 169) van het EG-Verdrag. Ten aanzien van Richtlijn 97/11/CE, heeft zij geen officiële mededeling ontvangen, zodat een met redenen omkleed advies aan Spanje zal worden toegezonden.

In ieder geval zal de Commissie, als hoedster van de Verdragen, de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het Gemeenschapsrecht in dit geval nageleefd wordt. De Commissie heeft de Spaanse autoriteiten inlichtingen gevraagd over de eventuele gezamenlijke financiering van deze twee bouwprojecten.

(1) PB L 175 van 5.7.1985.

(2) PB L 73 van 14.3.1997.