SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0875/00 van Lucio Manisco (GUE/NGL) aan de Commissie. Embargo tegen Irak en olieprijzen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0875/00 van Lucio Manisco (GUE/NGL) aan de Commissie. Embargo tegen Irak en olieprijzen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0875/00 van Lucio Manisco (GUE/NGL) aan de Commissie. Embargo tegen Irak en olieprijzen.
Publicatieblad Nr. 089 E van 20/03/2001 blz. 0003 - 0004
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0875/00
van Lucio Manisco (GUE/NGL) aan de Commissie
(22 maart 2000)
Betreft: Embargo tegen Irak en olieprijzen
In de afgelopen 12 maanden is de prijs van geraffineerde olieproducten in Europa fors gestegen (in Italië met 21,1 %), en de afgelopen dagen overschreed de prijs van ruwe olie op de beurs van New York voor het eerst het plafond van 32 dollar per vat; deze zorgbarende stijging van de prijzen van brandstoffen en afgeleide producten is uitsluitend toe te schrijven aan het feit dat de OPEC-landen minder olie op de markt brengen.
Tegelijkertijd zien wij hoe Irak zieltoogt als gevolg van een embargo dat vooral de zwakste bevolkingsgroepen blijft treffen (de Wereldgezondheidsorganisatie verklaarde reeds in 1996 dat de sancties tot de dood van een miljoen mensen hadden geleid, waarvan een half miljoen kinderen).
Meent de Commissie niet dat een embargo dat uitsluitend de zwakste bevolkingsgroepen treft, in strijd is met de meest elementaire mensenrechten?
Vindt zij het niet nodig om er bij de Verenigde Naties op aan te dringen dat met spoed wordt nagegaan of het embargo tegen Irak nog wel noodzakelijk is?
Denkt de Commissie niet dat de OPEC zich minder hard zou gaan opstellen als Irak weer ruwe olie op de markt zou kunnen brengen?
Antwoord van de heer Patten namens de Commissie
(10 mei 2000)
Teneinde het effect op de gewone burger van de sanctieregeling die sinds 1990 op Irak wordt toegepast te verzachten, heeft de Gemeenschap, als belangrijkste donor van humanitaire hulp, in de periode van 1991 tot 1999 250 miljoen verstrekt. Ook diverse lidstaten hebben in een bilateraal kader grote steunbijdragen verstrekt.
Toen in 1997 de olie voor voedsel-regeling werd ingesteld, was de verwachting dat zonder buitenlandse steun in de humanitaire behoeften kon worden voorzien. Grotendeels als gevolg van een gebrek aan samenwerking van de kant van de Iraakse autoriteiten verloopt de tenuitvoerlegging van deze regeling echter langzaam. Deze regeling kan geen compensatie bieden voor de erosie van de basisinfrastructuur van het land en de daaruit voortvloeiende verslechtering van de economische en humanitaire situatie, die met name de meest kwetsbare bevolkingsgroepen treft. Tot nu toe is slechts een kwart van de fondsen van de faciliteit daadwerkelijk toegewezen aan humanitaire hulp die de uiteindelijk begunstigden bereikt.
De humanitaire hulp, afkomstig van donoren of uit de olie voor voedsel-faciliteit, kan in het beste geval slechts op de korte termijn enkele van de ernstige effecten verzachten van de ineenstorting van de Iraakse economie, van de voedselproductie en van de voedselvoorziening. Van economisch herstel en wederopbouw op lange termijn kan slechts na opheffing van het embargo sprake zijn, maar hiervoor is de volledige en constructieve samenwerking van de Iraakse autoriteiten met de Verenigde Naties noodzakelijk.
In Resolutie nr. 1284 van de Veiligheidsraad van de VN hebben de VN-lidstaten voorgesteld de sancties op te heffen, op voorwaarde dat er opnieuw een mechanisme voor toezicht en controle wordt ingesteld. Irak heeft tot dusver de resolutie helaas niet aanvaard, doch evenmin officieel verworpen. De Commissie schaart zich volledig achter inspanningen die de Iraakse regering ertoe kunnen bewegen een dialoog aan te gaan over de tenuitvoerlegging van de resolutie en de daaropvolgende opheffing van de sancties.
De hoge olieprijzen van het laatste jaar hebben de inkomsten uit de olie voor voedsel-faciliteit doen stijgen. Als gevolg daarvan zouden de Iraakse olie-inkomsten hoger kunnen uitvallen dan het plafond van de door de VN ingestelde olie voor voedsel-regeling. Als de sancties en daarmee het plafond worden opgeheven, zal het niveau van de Iraakse olieproductie worden bepaald door de capaciteit van de infrastructuur voor de olieproductie. Het onderhoud is jarenlang verwaarloosd en de infrastuctuur bevindt zich dan ook in een uiterst gebrekkige staat, hetgeen een eventuele stijging van de productie op de korte termijn zal beperken, aangezien de wederopbouw jaren in beslag zal nemen.