Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0926/00 van José Ribeiro e Castro (UEN) aan de Commissie. Nieuwe betrekkingen tussen de EU en Indonesië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0926/00 van José Ribeiro e Castro (UEN) aan de Commissie. Nieuwe betrekkingen tussen de EU en Indonesië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0926/00 van José Ribeiro e Castro (UEN) aan de Commissie. Nieuwe betrekkingen tussen de EU en Indonesië.

Publicatieblad Nr. 046 E van 13/02/2001 blz. 0079 - 0081


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0926/00

van José Ribeiro e Castro (UEN) aan de Commissie

(22 maart 2000)

Betreft: Nieuwe betrekkingen tussen de EU en Indonesië

De Commissie heeft aangekondigd een nieuw beleid met betrekking tot Indonesië te willen voeren en bereidt momenteel een samenwerkingsovereenkomst voor. De President van Indonesië, Abdurrahman Wahid, bezocht onlangs Brussel waar hij Romano Prodi, de voorzitter van de Commissie, heeft ontmoet met wie hij dit onderwerp ter sprake zou hebben gebracht. Daarnaast zal Chris Patten, lid van de Commissie, een werkbezoek aan Indonesië brengen.

De stappen die momenteel worden ondernomen om de democratie in Indonesië te consolideren, mogen worden toegejuicht. Desalniettemin moet men niet alleen beseffen dat de situatie nog steeds kritisch en onzeker is, maar ook dat er nog steeds enkele wezenlijke problemen moeten worden opgelost die terecht de aandacht van de internationale gemeenschap en in het bijzonder van de Europese Unie hebben getrokken. Ik doel hier op Oost-Timor, een kwestie die nog niet is afgesloten, en natuurlijk ook op de situatie op de Molukken waar Indonesië de mensenrechten op gewelddadige wijze schendt. In dit verband wijs ik met name op de vijf recente resoluties die het Europees Parlement tussen september 1999 en januari 2000 heeft goedgekeurd(1).

Gezien het voorafgaande moet de Europese Unie bij ieder initiatief met betrekking tot Indonesië de volgende voorwaarden stellen om een positieve invulling van de betrekkingen te garanderen: 1. De garantie dat Indonesië geen bezwaar aantekent tegen het terechte onderzoek naar en veroordeling in het kader van de Verenigde Naties van degenen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige incidenten en de gewelddadige schendingen van de mensenrechten die in 1999 op Oost-Timor hebben plaatsgevonden: Indonesië moet hieraan actief bijdragen, hetzij op intern hetzij op internationaal niveau; 2. de garantie dat Indonesië financieel bijdraagt aan de wederopbouw van Oost-Timor, dat volledig werd verwoest toen de Indonesische strijdkrachten daar nog het gezag voerden; 3. vrijwillige repatriëring van de tienduizenden Oost-Timorezen die in concentratiekampen op West-Timor of andere plaatsen in Indonesië zijn ondergebracht; 4. de garantie dat het democratiseringsproces van Indonesië niet zal worden onderbroken en dat de militaire machthebbers volledig buiten de politieke besluitvorming zullen worden gehouden; 5. de garantie dat de onafhankelijkheid van Oost-Timor volledig door Indonesië in acht wordt genomen en dat Indonesië met deze nieuwe onafhankelijke staat betrekkingen van goed nabuurschap aanknoopt; 6. de garantie dat Indonesië de mensenrechten op zijn gehele grondgebied volledig zal naleven d.w.z. ze zal naleven en ze zal doen naleven.

Kan de Commissie mededelen of deze zes voorwaarden bij haar nieuwe invulling van de betrekkingen met Indonesië in acht worden genomen en tijdens de contacten met de autoriteiten van dit land aan de orde zijn geweest?

(1) Relevante resoluties van het Europees Parlement: B5-0067/1999 van 16.9.1999 over de situatie op Oost-Timor, B5-0145/1999 van 7.10.1999 over de ernstige schending van de mensenrechten op de Molukken; B5-0271/1999 van 18.11.1999 over Oost-Timor, B5-0339/1999 van 16.12.1999 over Indonesië en B5-0034/1999 van 20.1.2000 over de situatie op de Molukken.

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(12 april 2000)

De mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement(1) inzake de ontwikkeling van nauwere betrekkingen tussen Indonesië en de Europese Unie is een antwoord op de noodzaak van de Unie om gezien de recente ontwikkelingen haar betrekkingen met dit belangrijke land opnieuw af te bakenen. In de mededeling worden de moeilijkheden erkend een Indonesië dat in een overgangsfase is en wordt een actief beleid uitgestippeld om een constructieve en brede dialoog op te zetten, om politieke stabiliteit en een goed bestuur te bevorderen, om de democratie te verankeren en om te helpen bij de hervormingen en het herstel van het vertrouwen in de economie. De mededeling bevat geen voorstel om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. De Raad heeft op 20 maart 2000 conclusies goedgekeurd waarmee hij het oogmerk onderschrijft van de mededeling van de Commissie die eveneens overeenstemt met de strekking van eerdere resoluties van het Parlement.

Naar de opvatting van de Commissie pakt de Indonisische regering de uitdagingen waaraan zij het hoofd moet bieden met prijzenswaardige energie aan. Deze uitdagingen zijn o.a. gewelddadige regionale onlusten, structurele economische en sociale problemen, de noodzaak om de toekomstige postitie van de strijdkrachten opnieuw te definiëren en een effectieve administratieve en fiscale decentralisatie ten uitvoer te leggen. In haar contacten met de Indonesische regering, en nog onlangs bij gelegenheid van de eerste Bijeenkomst van Hoge Ambtenaren op 30 en 31 maart 2000, heeft de Commissie de hervormingen van de Indonesiche regering toegejuigd evenals haar toezeggingen om de naleving van de mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen en in stand te houden.

De voorgestelde nieuwe dialoog met Indonesië zal niet van invloed zijn op de toezeggingen van de Commissie aan Oost-Timor waar zij een actieve bijdrage levert aan de aanzienlijke gemeenschappelijke inspanningen tot wederopbouw die door de internationale gemeenschap worden ondernomen. De Commissie heeft bij de Indonesische autoriteiten uitdrukkelijk en herhaaldelijk gewezen op de noodzaak

van nauwe en vriendelijke betrekkinghen tussen Indonesië en Oost-Timor. Na het bezoek van de Indonesische president Wahid aan Dili zijn deze aanzienlijk verbeterd. De Commissie deelt de ernstige bezorgdheid met betrekking tot de voortdurende aanwezigheid van ontheemden in West-Timor en blijft bereid om de inspanningen te ondersteunen van de Indonesische autoriteiten en de internationale gemeenschap om de kwestie van de toekomst van deze mensen op te lossen.

Bovendien volgt de Commissie nauwlettend de inspanningen van Indonesië om een waarheidsgetrouw beeld te geven van vroegere schendingen van de mensenrechten in Oost-Timor. Zij verwelkomt de belofte van de Indonesische autoriteiten om de verantwoordelijken voor dergelijke schendingen voor het gerecht te brengen.

(1) COM(2000) 50 def.