Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0937/00 van Bernard Poignant (PSE) aan de Commissie. Procedures voor de toekenning van EFRO-kredieten in de lidstaten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0937/00 van Bernard Poignant (PSE) aan de Commissie. Procedures voor de toekenning van EFRO-kredieten in de lidstaten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0937/00 van Bernard Poignant (PSE) aan de Commissie. Procedures voor de toekenning van EFRO-kredieten in de lidstaten.

Publicatieblad Nr. 053 E van 20/02/2001 blz. 0043 - 0044


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0937/00

van Bernard Poignant (PSE) aan de Commissie

(29 maart 2000)

Betreft: Procedures voor de toekenning van EFRO-kredieten in de lidstaten

In het kader van de structuurfondsen dienen de lidstaten van de Europese Unie na overleg met de bevoegde plaatselijke autoriteiten bij de Commissie hun dossiers in om voor cofinanciering in aanmerking te komen.

Deze dossiers moeten beantwoorden aan de criteria die in de uniforme regionale programmeringsdocumenten zijn neergelegd en moeten vervolgens door de Europese Commissie worden goedgekeurd.

Bij deze procedure legt de Commissie de nadruk op de beginselen van coördinatie en partnerschap, die de basis van het communautair regionaal beleid vormen.

Ook de transparantie van het beheer van de subsidies vormt een fundamenteel aspect van de erkenning van de rol die de Europese Unie bij de regionale ontwikkeling speelt. Deze transparantie wordt vertaald in de jaarlijkse publicatie van het verslag over de structuurfondsen, het opstellen van een balans per doelstelling en regelmatige publicatie van de nieuwsbrief-Inforegio.

Desalniettemin kan onbekendheid met de interne procedures die in de lidstaten van kracht zijn als het gaat om de verdeling van de kredieten per in aanmerking komende zone en het beheer van deze kredieten tot problemen leiden bij de globale aanpak van het communautair regionaal beleid.

Het is dan ook noodzakelijk een document op te stellen en te publiceren waarin een overzicht wordt gegeven van de interne procedures op grond waarvan gebieden voor EFRO-kredieten in aanmerking kunnen komen en de middelen van de structuurfondsen in de Europese Unie worden toegewezen en beheerd.

Kunnen de leden van het Europees Parlement dit document, dat onontbeerlijk is om de door de lidstaten toegepaste procedures te leren kennen en te vergelijken, ontvangen, zodat zij de bevolking beter kunnen uitleggen wat het belang van de structuurfondsen is?

Antwoord van de heer Barnier namens de Commissie

(22 mei 2000)

In het jaarverslag over de Structuurfondsen in 1999 zal nog eens worden aangegeven hoe de Commissie, overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(1), de voor de periode 2000 tot en met 2006 voor de verschillende doelstellingen van de Structuurfondsen beschikbare kredieten over de lidstaten heeft verdeeld.

Verder is een verklaring van de Commissie betreffende artikel 7 van de algemene verordening betreffende de Structuurfondsen aan de notulen gehecht van de zitting van de Raad Algemene Zaken, waarin de verordening in kwestie met instemming van het Parlement is goedgekeurd. De tekst van deze verklaring wordt rechtstreeks aan het geachte parlementslid en het Secretariaat-generaal van het Parlement toegezonden.

Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad verleent de Commissie niet de bevoegdheid om de steun te verdelen over de voor Doelstelling 1 of Doelstelling 2 in aanmerking komende regio's of gebieden binnen eenzelfde lidstaat. De Commissie heeft echter aan alle lidstaten indicatieve voorstellen toegezonden voor de verdeling van de in het kader van de bovengenoemde doelstellingen toegekende steun over de betrokken regio's of gebieden. Deze voorstellen zijn gebaseerd op de methodes die door de Commissie zijn gebruikt bij de verdeling over de lidstaten van de kredieten die voor beide doelstellingen beschikbaar zijn.

De lijst van de onder Doelstelling 1 van de Structuurfondsen vallende regio's voor de periode van 2000 tot en met 2006 is door de Commissie op 1 juli bij beschikking vastgesteld(2).

Voor Doelstelling 2 heeft de Commissie op 1 juli 1999 per lidstaat een bevolkingsplafond(3) volgens de regels die zijn aangegeven in de reeds genoemde verklaring van de Commissie.

Na deze beschikking van de Commissie is elke lidstaat gevraagd bij de Commissie een lijst in te dienen van de in aanmerking komende regio's, daarbij rekening houdend met de volgende voorwaarden: het aantal inwoners in de betrokken gebieden mag niet groter zijn dan het door de Commissie voor de betrokken lidstaat vastgestelde bevolkingsplafond; de voorgestelde gebieden moeten voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria zoals bedoeld in lid 5 tot en met lid 9 van artikel 4 van de algemene verordening houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen; als het objectief gezien mogelijk is, moet in de gebieden die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen ten minste 50 % van de totale voor Doelstelling 2 in aanmerking komende bevolking van de lidstaat wonen.

In de verordening houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten criteria om voor Doelstelling 2 in aanmerking te komen. De zogenaamde communautaire criteria, zoals bedoeld in lid 5 en lid 6 van artikel 4 van de bovengenoemde verordening: deze criteria hebben betrekking op gegevens die bij Eurostat beschikbaar zijn. Voor alle lidstaten zijn dezelfde statistische reeksen gebruikt, opdat alle lidstaten gelijk zouden worden behandeld. De Commissie heeft deze gegevens op 23 juni 1999 aan alle voor Doelstelling 2 in aanmerking komende lidstaten toegestuurd. De Commissie zal deze gegevens ter informatie rechtstreeks aan het geachte parlementslid en het Secretariaat-generaal van het Parlement toezenden. De zogenaamde nationale criteria zoals bedoeld in lid 7 tot en met lid 9 van artikel 4 van de algemene verordening: deze criteria hebben betrekking op de statistische gegevens van de lidstaten zelf.

Om uniform ingediende voorstellen van alle lidstaten te krijgen, heeft de Commissie standaardtabellen opgesteld waarin de voorstellen voor de gebiedsindeling voor Doelstelling 2 moesten worden opgegeven. Alle betrokken lidstaten hebben gebruik gemaakt van deze tabellen. Zo heeft de Commissie vooral kunnen controleren of de voorgestelde regio's daadwerkelijk de ergst getroffen gebieden waren. Een kopie van deze tabellen wordt rechtstreeks aan het geachte parlementslid en het Secretariaat-generaal van het Parlement toegezonden.

(1) PB L 161 van 26.6.1999.

(2) Beschikking 1999/502/EG van de Commissie van 1 juli 1999 tot vaststelling van de lijst van de onder doelstelling 1 van de structuurfondsen vallende regio's voor de periode van 2000 tot en met 2006. PB L 194 van 27.7.1999.

(3) Beschikking 1999/503/EG van de Commissie van 1 juli 1999 tot vaststelling van een bevolkingsplafond per lidstaat voor doelstelling 2 van de structuurfondsen voor de periode 2000 tot en met 2006. PB L 194 van 27.7.1999.