Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1134/00 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Witboek inzake voedselveiligheid en de Europese Voedselautoriteit.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1134/00 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Witboek inzake voedselveiligheid en de Europese Voedselautoriteit.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1134/00

van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie

(11 april 2000)

Betreft: Witboek inzake voedselveiligheid en de Europese Voedselautoriteit

In januari 2000 verscheen het Witboek inzake voedselveiligheid (COM(1999) 719 def.). Hoofdstuk 4 behandelt de oprichting van een Europese Voedselautoriteit (EVA). Hoofdstuk 5 gaat in op de wetgeving inzake voedselveiligheid.

De Commissie wil dat het proces dat tot aanbevelingen en dergelijke leidt zo open mogelijk wordt.

Zal de Commissie voortaan de verslagen van de wetenschappelijke comités publiceren? Zo neen, waarom niet en druist deze houding dan niet in tegen de wil van de Commissie om zo open mogelijk te zijn?

Gecombineerd Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-1125/00, E-1133/00 en E-1134/00

(21 juni 2000)

De geachte afgevaardigde heeft een aantal vragen gesteld naar aanleiding van het voorstel van de Commissie betreffende de oprichting van een Europese Voedselautoriteit (EVA), zoals opgenomen in het Witboek inzake voedselveiligheid. In het kader van het raadplegingsproces heeft de Commissie om opmerkingen over het EVA-voorstel gevraagd met een deadline van 30 april 2000. De Commissie evalueert op dit moment de verzamelde opmerkingen, ter voorbereiding van het in het witboek aangekondigde wetgevingsvoorstel.

Het witboek benadrukt het belang van networking met de lidstaten en de behoefte van nauwe samenwerking met hun nationale bureaus. Ook onderstreept het de belangrijke rol van de EVA bij het verzamelen en analyseren van informatie die de voedselautoriteit in staat stelt ten aanzien van de identificatie van nieuwe risico's en, eventueel, de preventie van crises voor een pro-actieve benadering te kiezen.

Wetenschappelijke samenwerking is de gebruikelijke term voor de procedure die is vastgesteld uit hoofde van Richtlijn 93/5/EEG van de Raad van 25 februari 1993 betreffende de bijstand aan de Commissie en de samenwerking van de lidstaten bij het wetenschappelijk onderzoek van vraagstukken in verband met levensmiddelen(1). Het betreft één van de netwerken die krachtens de communautaire wetgeving in het leven zijn geroepen om informatie te verzamelen of de Commissie bij te staan bij vraagstukken in verband met voedselveiligheid. De Commissie denkt momenteel na over de toekomstige organisatie en financiering van deze netwerken in de EVA-context. Het doel is het garanderen van een maximale efficiëntie.

De Commissie hecht groot belang aan de onafhankelijkheid van de wetenschappelijke comités en hun leden. Artikel 6, lid 1, van Besluit 97/579/EG van de Commissie van 23 juli 1997 houdende de instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de gezondheid van de consument en de voedselveiligheid(2) bepaalt dat de leden van de comités in hun hoedanigheid van comitélid onafhankelijk van invloeden van buitenaf handelen. Teneinde deze onafhankelijkheid te waarborgen, leggen de leden drie afzonderlijke verklaringen af met betrekking tot de belangen die zouden kunnen worden geacht aan hun onafhankelijkheid afbreuk te doen: een belangenverklaring als deel van de blijk van belangstelling (aanvraag) om lid van een wetenschappelijk comité te worden, een jaarlijkse belangenverklaring en een verklaring met betrekking tot elk specifiek belang dat zou kunnen worden geacht afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de deskundige in verband met een bepaald onderwerp op de agenda van een vergadering van het comité. Zoals de Commissie in haar Mededeling Naar een Europese onderzoekruimte(3) heeft aangegeven, blijven de Gemeenschapsinvesteringen in onderzoek & ontwikkeling, zowel die van de overheid als die van de particuliere sector, achter bij de investeringen van haar belangrijkste concurrenten. Het vaststellen van plafonds voor de verschillende soorten uitgaven voor onderzoek wordt dan ook niet overwogen. De Commissie is in ieder geval van mening dat de hierboven genoemde bepalingen voldoende zijn om in situaties met tegenstrijdige belangen te vermijden dat de objectiviteit van de comités in het

gedrang komt. In de praktijk beslissen de comités van geval tot geval over de omvang van de deelname van een lidstaat aan de werkzaamheden. Een lid dat niet onafhankelijk kan zijn, wordt niet gevraagd voor de functie van rapporteur of voorzitter en mag de conclusies niet proberen te beïnvloeden. De belangenverklaringen worden geregistreerd.

Sinds november 1997, toen de wetenschappelijke comités van de Commissie werden gereorganiseerd onder gemeenschappelijk intern management, worden de adviezen van de comités op internet openbaar gemaakt, in de regel binnen drie werkdagen na hun goedkeuring. Alle sinds november 1997 door de wetenschappelijke comités uitgebrachte adviezen staan op de server Europa van de Commissie:

(http://www.europa.eu.int/comm/dg24/health/sc/index_en.html).

(1) PB L 52 van 4.3.1993.

(2) PB L 237 van 28.8.1997.

(3) COM(2000) 6 def.