Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1657/00 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Voorrang internationaal recht op EU-richtlijn en nationale milieuwetgeving.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1657/00 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Voorrang internationaal recht op EU-richtlijn en nationale milieuwetgeving.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1657/00 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Voorrang internationaal recht op EU-richtlijn en nationale milieuwetgeving.

Publicatieblad Nr. 113 E van 18/04/2001 blz. 0036 - 0037


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1657/00

van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie

(29 mei 2000)

Betreft: Voorrang internationaal recht op EU-richtlijn en nationale milieuwetgeving

De Commissie stelt dat een studie naar de milieueffecten van de IJzeren Rijn noodzakelijk is omdat het Nederlandse gedeelte van het traject door gebieden met een kwetsbaar milieu loopt die onder de toepassing van richtlijn 92/43/EEG(1) van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna vallen (E-0525/00)(2).

Met dit antwoord gaat de Commissie er impliciet van uit dat de in vraag E-2381/99(3) genoemde internationale verdragen over de IJzeren Rijn ondergeschikt zijn aan de Habitatrichtlijn en de Nederlandse milieuwetgeving. Nochtans bepaalt het Verdrag van Wenen uitdrukkelijk dat internationaal recht voorrang heeft op nationaal recht. Eén van de contractanten van het Belgisch-Nederlands Scheidingsverdrag is trouwens geen EU-lidstaat, met name Rusland.

In antwoord op vraag E-2381/99 achtte de Commissie de vraag over de rangorde van de internationale verdragen en nationale wetgeving niet relevant aangezien de toepassing van de communautaire wetgeving de toepassing van de verdragen niet noodzakelijk in de weg staat. Gezien haar stellingname in E-0525/00 dient zo snel mogelijk juridische duidelijkheid te worden gecreëerd over het al dan niet ondergeschikt zijn van de Habitatrichtlijn en de Nederlandse milieuwetgeving aan de in E-2381/99 genoemde internationale verdragen.

Zijn de Habitatrichtlijn en de daaruit voortvloeiende Nederlandse milieuwetgeving ondergeschikt aan de in E-2381/99 genoemde internationale verdragen, mits a) één van de contractanten van het Belgisch-Nederlands Scheidingsverdrag geen EU-lidstaat is, met name Rusland en b) het Verdrag van Wenen uitdrukkelijk bepaalt dat internationaal recht voorrang heeft op nationaal recht? Zo neen, welke argumenten hanteert de Commissie om te stellen dat de Habitatrichtlijn en de Nederlandse milieuwetgeving voorrang hebben op het internationaal recht?

(1) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(2) PB C 26 E van 26.1.2001, blz. 58.

(3) PB C 280 E van 3.10.2000, blz. 35.

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(20 juli 2000)

In haar antwoord op schriftelijke vraag E-2381/99 van de heer Staes(1) heeft de Commissie reeds verklaard dat zij niet bevoegd is te oordelen over de effecten van de door het geachte parlementslid genoemde verdragen. Ook heeft de Commissie gesteld dat het de taak is van de lidstaten, te onderzoeken en te bepalen of het IJzeren-Rijntraject in de toekomst al dan niet zal worden gebruikt.

De Commissie moet ervoor zorgen dat de bepalingen van het EG-Verdrag en de door de instellingen ter uitvoering daarvan vastgestelde maatregelen worden toegepast. Indien de Commissie meent dat een lidstaat een van de verplichtingen van het EG-Verdrag niet heeft nageleefd, is zij gemachtigd maatregelen te treffen overeenkomstig artikel 226 (ex artikel 169). De Commissie is hiertoe niet gemachtigd wanneer het gaat om andere verdragen waarbij de lidstaten partij zijn.

Naar aanleiding van schriftelijke vraag P-1875/99 van de heer de Roo(2) heeft de Commissie Nederland gevraagd informatie te verstrekken in verband met de toepassing, in het kader van de heropening van de IJzeren Rijn, van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(3) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(4). De Commissie heeft nog geen antwoord van Nederland ontvangen.

Indien het antwoord van Nederland het vermoeden zou wettigen dat het Gemeenschapsrecht niet wordt nageleefd, zal de Commissie niet aarzelen de noodzakelijke maatregelen te treffen om het Gemeenschapsrecht onverkort te handhaven.

(1) PB C 280 E van 3.10.2000, blz. 35.

(2) PB C 170 E van 20.6.2000, blz. 113.

(3) PB L 103 van 25.4.1979.

(4) PB L 206 van 22.7.1992.