SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1705/00 van Jonas Sjöstedt (GUE/NGL) aan de Commissie. Invoer van alcohol naar Zweden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1705/00 van Jonas Sjöstedt (GUE/NGL) aan de Commissie. Invoer van alcohol naar Zweden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1705/00 van Jonas Sjöstedt (GUE/NGL) aan de Commissie. Invoer van alcohol naar Zweden.
Publicatieblad Nr. 103 E van 03/04/2001 blz. 0021 - 0022
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1705/00
van Jonas Sjöstedt (GUE/NGL) aan de Commissie
(29 mei 2000)
Betreft: Invoer van alcohol naar Zweden
Momenteel onderhandelt Zweden met de Commissie over een eventuele verlenging van de uitzonderingsregeling ten aanzien van de invoer van alcohol naar Zweden.
Volgens de Zweedse geheelonthoudersorganisatie IOGT-NTO volgt uit artikel 28, lid 1 van richtlijn 77/388/EEG(1) in grote lijnen dat de Commissie bij de Raad een verslag moet indienen over de wijze waarop de uitzonderingsregeling werkt en dat zij een definitief systeem moet voorstellen. Dit systeem moet in beginsel hetzelfde zijn als de voor de EU beoogde regeling, te weten belasting uitsluitend in de staat van herkomst van de goederen. Wanneer de Raad het verslag heeft bezien en de omstandigheden zodanig acht dat op het definitieve stelsel kan worden overgegaan, stelt hij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Parlement met algemene stemmen de regels vast die gelden voor het definitieve systeem. Voorts wordt gesteld dat de overgangsregeling automatisch wordt verlengd tot de datum waarop het definitieve systeem in werking treedt. Uit hoofde van de overeenkomst van 1996 (artikel 1, lid 3 van richtlijn 96/99/EG)(2) heeft Zweden volgens IOGT-NTO het recht de thans geldende kwantitatieve beperkingen te handhaven t.m. 30 juni 2000, op voorwaarde dat een herziening wordt uitgevoerd zoals bedoeld in artikel 28, lid 1 van richtlijn 77/388/EEG.
Is de interpretatie van de Raad hetzelfde als die van IOGT-NTO?
(1) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.
(2) PB L 8 van 11.1.1997, blz. 12.
Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie
(20 juli 2000)
De Commissie diende op 22 mei 2000 een voorstel in om Zweden te machtigen van 1 juli 2000 tot eind 2003 kwantitatieve beperkingen te blijven toepassen op accijnsproducten welke Zweden uit andere lidstaten worden binnengebracht(1). Dit voorstel, dat eveneens voorzag in de geleidelijke liberalisatie van de beperkingen in die periode, werd op 30 juni 2000(2) door de Raad goedgekeurd. De nieuwe goedgekeurde regeling omvat geen herzieningsmechanisme meer zoals het door het geachte parlementslid vermelde dat was vervat in de voorgaande versie van de richtlijn. Discussie over de preciese inhoud van dit herzieningsmechanisme is derhalve niet meer terzake doende.
De Commissie was wat dit herzieningsmechanisme betreft steeds de mening toegedaan dat aan de aan Zweden toegekende afwijking op 30 juni 2000 een einde kwam, tenzij de Commissie een verdere verlenging zou voorstellen, die door de Raad met algemene stemmen zou worden goedgekeurd, aangezien de beperkingen een afwijking vormen op het in Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop(3) vastgestelde basisbeginsel dat door particulieren aangeschafte en vervoerde goederen in de lidstaat van aankoop aan accijnzen zijn onderworpen. Deze mening is in overeenstemming met het algemeen aanvaarde beginsel van het Gemeenschapsrecht volgens hetwelk elke in een richtlijn vervatte afwijking restrictief moet worden uitgelegd.
Het geachte parlementslid wordt verzocht het laatste deel van de vraag rechtstreeks aan de Raad voor te leggen.
(1) COM(2000) 295 def. van 22.5.2000.
(2) Richtlijn 2000/44/EG van de Raad van 30 juni 2000 houdende wijziging van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende tijdelijke kwantitatieve beperkingen op accijnsproducten welke Zweden uit andere lidstaten worden binnengebracht.
(3) PB L 76 van 23.3.1992.