SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2069/00 van Daniela Raschhofer (NI) aan de Commissie. Jaarverslag Cohesiefonds 1998.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2069/00 van Daniela Raschhofer (NI) aan de Commissie. Jaarverslag Cohesiefonds 1998.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2069/00 van Daniela Raschhofer (NI) aan de Commissie. Jaarverslag Cohesiefonds 1998.
Publicatieblad Nr. 113 E van 18/04/2001 blz. 0061 - 0062
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2069/00
van Daniela Raschhofer (NI) aan de Commissie
(27 juni 2000)
Betreft: Jaarverslag Cohesiefonds 1998
In het jaarverslag van het Cohesiefonds 1998, dat door de Commissie op 15 oktober 1999 is voorgelegd, wordt vermeld dat de London School of Economics (LSE) de opdracht heeft gekregen om economische methoden met inbegrip van econometrische modellen te ontwikkelen om de sociaal-economische effecten van het Cohesiefonds te kunnen vaststellen. Deze studie is volgens het jaarverslag in 1999 gepubliceerd. Het door de LSE ontwikkelde model is bij een select aantal projecten toegepast. Eind 1998 waren nog geen uitkomsten beschikbaar.
Kan de Commissie aangeven:
- Waar is de studie van de LSE gepubliceerd?
- Hoe kan toegang tot deze studie worden verkregen?
- Waarin ligt het verschil tussen traditionele evaluatiemodellen en het door de LSE ontwikkelde evaluatiemodel?
- Hoe kan toegang tot de uitkomsten van de evaluatie worden verkregen?
- Welke projecten zijn in het kader van dit onderzoek geëvalueerd?
- Bestaan er verschillen tussen de uitkomsten die met het door de LSE ontwikkelde evaluatiemodel en die die met traditionele evaluatiemodellen zijn verkregen?
De diensten van de Commissie hebben overeenstemming bereikt over gedetailleerde referentiewaarden voor een programma inzake ex post-evaluatie dat op 120 projecten zal worden toegepast.
- Welke projecten zijn in dit kader geëvalueerd?
- Welke resultaten zijn hierbij verkregen ten aanzien van de gevolgen van de gesteunde projecten voor de werkgelegenheid? Zijn door de geëvalueerde projecten duurzame arbeidsplaatsen geschapen?
Anwoord van de heer Barnier namens de Commissie
(7 september 2000)
De Commissie heeft in juli 1995 aan de London School of Economics opdracht gegeven een studie te verrichten over de sociaal-economische effecten van de activiteiten van het Cohesiefonds voor de begunstigde lidstaten en voor de economie in de Gemeenschap in het algemeen. Deze studie is door de Commissie gepubliceerd(1).
De studie was erop gericht technieken te ontwikkelen voor de evaluatie van de effecten van infrastructuurinvesteringen en van de economische analyse op regionaal niveau. Een innovatieve aanpak heeft tot de ontwikkeling van drie verschillende modellen geleid. Uit de studie is met name gebleken dat er een sterke positieve relatie op lange termijn tussen de infrastructuurinvesteringen van de overheid en de particuliere investeringen in de cohesielanden is ontstaan, en dat de investeringen van het Cohesiefonds, zowel op korte als op lange termijn, een aanzienlijke invloed op de werkgelegenheid hebben. Bovendien is duidelijk aangetoond dat de effecten inzake regionale inkomens en spillover in sommige gevallen gunstiger waren dan uit de meer traditionele benadering van de projectbeoordeling bijvoorbeeld de kosten-batenanalyse blijkt.
Deze modellen zijn verder verfijnd en zijn toegepast op een uitgebreide reeks door het Cohesiefonds gefinancierde projecten op het gebied van vervoer en milieu. De resultaten daarvan zijn bekendgemaakt in de jaarverslagen van het Cohesiefonds.
Wat de ex-postevaluatie van door het Cohesiefonds ondersteunde projecten betreft, heeft de Commissie tot nu toe in samenwerking met onafhankelijke deskundigen 31 milieuprojecten en 40 vervoersprojecten onderzocht. De resultaten daarvan zijn over het algemeen gunstig, met name wat de werkgelegenheid betreft. In de vervoersector zijn met de steun uit het Cohesiefonds ongeveer 2 200 arbeidsplaatsen in de bouwfase van de projecten gecreëerd. Wat het milieu betreft zijn met de ondersteunde projecten naar schatting in totaal 43 000 manuren in de bouwfase en 460 permanente arbeidsplaatsen gemoeid.
(1) ISBN 92-828-7238-6 (volumes 1, 2, 3).