SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2098/00 van Elspeth Attwooll (ELDR) aan de Commissie. Amnestisch schaaldierengif (ASP).

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2098/00

van Elspeth Attwooll (ELDR) aan de Commissie

(16 juni 2000)

Betreft: Amnestisch schaaldierengif (ASP)

De vaste veterinaire commissie bij de Europese Commissie heeft op 15 december 1999 besloten om een werkgroep op te richten om onderzoek te doen naar testmethoden voor het opsporen van amnestisch schaaldierengif (ASP) in kammosselen.

Heeft de werkgroep zijn onderzoek beëindigd, en zo ja, kan de vaste veterinaire commissie nu aan de hand van de conclusies spoedig aanbevelingen doen voor een wijziging van richtlijn 97/61 op het testen op ASP(1) om er de bepalingen van te verduidelijken, vooral door een nauwkeurig omschreven standaardprocedure voor het onderzoek van kammosselen in alle lidstaten vast te stellen?

Erkent de Europese Commissie dat de testmethoden op het ogenblik verschillen van de ene tot de andere lidstaat en dat zoiets een ernstig gevaar voor de eenheidsmarkt voor kammosselen vertegenwoordigt?

(1) PB L 295 van 29.10.1997, blz. 35.

Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie

(13 juli 2000)

Het Permanent Veterinair Comité besloot op zijn vergadering van 15 december 1999 om een groep van deskundigen in te stellen en de Gemeenschap en de nationale referentielaboratoria voor mariene biotoxinen te raadplegen over de aanwezigheid van amnestisch schaaldierengif (ASP) in schaaldieren, met name in kammosselen, en de anatomische distributie van deze toxine in de eetbare delen van de weekdieren. De deskundigengroep is op 17 februari 2000 in Brussel bijeengekomen en heeft ontwerp-conclusies opgesteld die ter bespreking zouden worden voorgelegd aan de plenaire vergadering van de nationale referentielaboratoria in de Gemeenschap.

De ontwerp-conclusies van de deskundigengroep vonden bij de laboratoria, van 15-17 maart 2000 in vergadering bijeen, een gunstig onthaal maar zij waren van mening dat, in het licht van de beschikbare gegevens over variabiliteit tussen dieren, een nadere evaluatie door de werkgroep nodig was, rekening houdend met de resultaten van lopend wetenschappelijk onderzoek ter zake. De groep zal opnieuw bijeenkomen wanneer deze wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn, wat, zo hoopt de Commissie, dit najaar zal zijn.

Het is de Commissie bekend dat er verschillen tussen de lidstaten zijn bij de toepassing van analytische tests. Niettemin realiseert zij zich ook dat de wetenschappelijke kennis op dit punt onvolledig is. Daarom hebben de laatste twee jaar verschillende deskundigen op dit onderwerp gestudeerd, gecoördineerd door het communautair referentielaboratorium voor mariene biotoxinen.

Zodra de eindconclusies beschikbaar zijn, zal de Commissie bezien of zij met een voorstel voor wetgeving moet komen.