SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2286/00 van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie. Fiscaal vertegenwoordiger in Frankrijk.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2286/00 van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie. Fiscaal vertegenwoordiger in Frankrijk.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2286/00 van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie. Fiscaal vertegenwoordiger in Frankrijk.
Publicatieblad Nr. 103 E van 03/04/2001 blz. 0108 - 0109
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2286/00
van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie
(11 juli 2000)
Betreft: Fiscaal vertegenwoordiger in Frankrijk
Een Duits middenstandsbedrijf dat betrokken was bij de bouw van het Europees Parlement in Straatsburg, heeft een gevolmachtigde in Guebwiller (departement Haut-Rhin). Bij de afwikkeling van de BTW in verband met de voornoemde bouwwerkzaamheden werd de gevolmachtigde door de belastingdienst niet erkend. Als argument werd aangevoerd dat de fiscaal vertegenwoordiger gevestigd dient te zijn op de plaats waar het bouwterrein zich bevindt, in het onderhavige geval het departement Bas-Rhin.
Strookt dit standpunt van de belastingdienst met de richtlijnen inzake BTW?
Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie
(14 september 2000)
In artikel 21 van de zesde Richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(1), gewijzigd bij Richtlijn 91/680/EEG van de Raad van 16 december 1991 tot aanvullingvan het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de
toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG(2), is bepaald dat wanneer de belastbare levering van goederen of de belastbare dienst door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige wordt verricht, de lidstaten kunnen bepalen dat de belasting door een ander persoon verschuldigd is. Dit kan onder meer een fiscaal vertegenwoordiger zijn.
De richtlijn stelt geen voorwaarden en bevat geen bepalingen voor de aanwijzing van een dergelijke vertegenwoordiger. Dit betekent derhalve dat bij de huidige stand van de belastingharmonisatie de lidstaten deze voorwaarden en bepalingen, die hen in staat moeten stellen de nodige waarborgen te verkrijgen dat een niet op hun grondgebied gevestigde handelaar zijn belastingschuld zal voldoen, zelf kunnen vaststellen.
Zo zal in bepaalde lidstaten de fiscaal vertegenwoordiger toestemming moeten hebben van de overheid of zal hij borg moeten stellen, terwijl in andere lidstaten minder hoge eisen worden gesteld. Hoewel in het door het geachte parlementslid aan de orde gestelde geval er geen onverenigbaarheid is met de BTW-richtlijnen, rijst de vraag of een en ander niet strijdig is met het beginsel van het vrij verrichten van diensten dat in artikel 49 (ex artikel 59) van het EG-Verdrag is neergelegd.
Volgens dit beginsel moet een fiscaal vertegenwoordiger die in een lidstaat is gevestigd en aldaar zijn activiteiten uitoefent, occasioneel diensten kunnen verlenen in een andere lidstaat zonder dat hij verplicht is zich aldaar te vestigen. Het opleggen van een dergelijke verplichting zou in feite neerkomen op een ontkenning van dit vrijheidsbeginsel en zou een vorm van discriminatie zijn die enkel gerechtvaardigd is om redenen in verband met de openbare orde, de volksgezondheid en de openbare veiligheid als bedoeld in artikel 46 (ex artikel 56) van het EG-Verdrag, waaraan artikel 55 (ex artikel 66) van het EG-Verdrag refereert. De Commissie kan op grond van de verstrekte informatie geen definitief standpunt innemen ten aanzien van het door het geachte parlementslid aan de orde gestelde geval en verzoekt deze de desbetreffende documenten voor nader onderzoek toe te zenden.
Meer in het algemeen en teneinde de ontwikkeling van het handelsverkeer in het kader van de interne markt te bevorderen, heeft de Commissie de Raad in 1998 een voorstel voor een nieuwe richtlijn op het gebied van de BTW voorgelegd(3) die ten doel heeft de lidstaten de mogelijkheid te ontnemen handelaren uit andere lidstaten de verplichting op te leggen een tot voldoening van de belasting gehouden vertegenwoordiger aan te wijzen.
(1) PB L 145 van 13.6.1977.
(2) PB L 376 van 31.12.1991.
(3) PB C 409 van 30.12.1998.