Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2640/00 van Claude Turmes (Verts/ALE) aan de Commissie. Nieuwe OESO-gedragscode.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2640/00 van Claude Turmes (Verts/ALE) aan de Commissie. Nieuwe OESO-gedragscode.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2640/00 van Claude Turmes (Verts/ALE) aan de Commissie. Nieuwe OESO-gedragscode.

Publicatieblad Nr. 113 E van 18/04/2001 blz. 0139 - 0140


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2640/00

van Claude Turmes (Verts/ALE) aan de Commissie

(1 augustus 2000)

Betreft: Nieuwe OESO-gedragscode

In de ministersbijeenkomst van juni 2000 heeft de OESO een gedragscode over sociale en ecologische aspecten voor multinationals aangenomen. Deze weerspiegelt een overeenkomst van 1976 die geen sancties bevatte en daardoor niet erg behulpzaam was en volledig in vergetelheid is geraakt. De nieuwe gedragscode bevat echter ook geen sancties.

Is de Commissie van mening dat de nieuwe gedragscode beter zal worden nageleefd dan de vorige?

Op welke basis, aangezien de nieuwe code geen sancties bevat?

Is de Commissie van plan in alle toekomstige handelsovereenkomsten met derde landen een verwijzing naar deze gedragscode op te nemen?

Wat vindt de Commissie van het optreden van Mexico tijdens de onderhandelingen? (Mexico verzette zich krachtig tegen de gedragscode, maar moest uiteindelijk vanwege het consensusbeginsel toch toetreden.) Is de Commissie van plan de kwestie aan de orde te stellen in de volgende bijeenkomst van de gemeenschappelijke raad EU-Mexico en kan zij overwegen bij de eerst mogelijke gelegenheid een amendement voor te stellen betreffende het opnemen van een verwijzing naar de OESO-gedragscode in de overeenkomst EU-Mexico?

Antwoord van heer Lamy namens de Commissie

(18 oktober 2000)

De ministers van de landen die zijn aangesloten bij de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) en de ministers van Argentinië, Brazilië, Chili en Slowakije hebben op 27 juni 2000 hun goedkeuring gehecht aan de herziene richtsnoeren voor multinationale ondernemingen. Deze omvatten een reeks aanbevelingen die door de OESO-regeringen gezamenlijk zijn gericht aan de multinationale ondernemingen.

De herziene richtsnoeren zijn niet-bindende beginselen en normen voor het optreden van multinationals. De OESO-regeringen sporen de multinationale ondernemingen aan deze richtsnoeren in acht te nemen wanneer zij binnen en vanuit hun eigen territorium optreden, d.w.z. ook wanneer zij in niet-OESO-landen actief zijn. De nieuwe tekst werd, in vergelijking met de in 1976 goedgekeurde richtsnoeren, grondig aangepast en uitgebreid, niet alleen wat de sociale en ecologische aspecten betreft, maar ook voor aspecten als consumentenbescherming, bestrijding van omkoping, en openbaarmaking.

De vorige richtsnoeren genoten namelijk onvoldoende bekendheid, zowel bij multinationale ondernemingen als bij andere belanghebbenden, en tal van landen die zich erbij aansloten, legden de ingestelde mechanismen, zoals de nationale contactpunten (NCP's), niet volledig ten uitvoer.

Zoals het geachte parlementslid terecht opmerkt, omvatten de nieuwe richtsnoeren geen sancties en geldt nog steeds dat de multinationale ondernemingen zich vrijwillig bij de richtsnoeren kunnen aansluiten. De OESO-landen zijn het erover eens dat sancties niet passen bij een instrument van dit type. Een van de redenen is dat de nationale wetgevingen reeds voorzien in sancties voor de meeste zaken die door de richtsnoeren worden bestreken, zoals mededingings- en milieuvoorschriften. Voorts beogen deze richtsnoeren niet de nationale gedragsregels voor multinationale ondernemingen te vervangen maar aan te vullen, door de multinationale ondernemingen een als minimum bedoelde standaardreeks van aanbevelingen te verstrekken die multinationale ondernemingen vrijwillig in acht kunnen nemen, ongeacht de context. Een goede reputatie bij het publiek van verantwoord ondernemerschap zal voor multinationale ondernemingen in toenemende mate een prikkel vormen om zich aan te sluiten.

De tenuitvoerlegging wordt toevertrouwd aan nationale contactpunten, die in elk aangesloten land moeten worden opgericht om de richtsnoeren meer bekendheid te verschaffen bij multinationale ondernemingen en andere belanghebbenden en die erop moeten toezien dat ze ook inderdaad worden uitgevoerd, onder meer door het aanbieden van hun goede diensten en te zorgen voor conciliatie en bemiddeling in specifieke gevallen waarin een onderneming ervan wordt beschuldigd de richtsnoeren niet in acht te hebben genomen. Aangesloten landen (en hun NCP's) zijn politieke verantwoording verschuldigd en zijn onderworpen aan peer review in het OESO-comité Investeringen en multinationale ondernemingen (CIME).

De Gemeenschap kan geen verwijzing naar deze richtsnoeren opnemen in handelsovereenkomsten omdat deze richtsnoeren zijn gericht tot ondernemingen, in de vorm van een uitnodiging of verwachting om bepaalde minimumgedragsnormen vrijwillig in acht te nemen. Inachtneming van deze richtsnoeren zou naleving van de wettelijke verplichtingen van multinationale ondernemingen in het kader van de wetgeving van een gastland niet in de weg mogen staan. Het zou derhalve ongepast zijn de richtsnoeren een andere juridische status te verschaffen op grond van het internationaal recht. De (bindende) bepalingen over de tenuitvoerlegging door regeringen zijn vervat in een besluit van de Raad van de OESO; andere landen kunnen zich daar vrijwillig bij aansluiten. Opneming van een verwijzing naar dit besluit in bilaterale overeenkomsten van de Gemeenschap met derde landen lijkt niet zinvol omdat het mechanisme van de richtsnoeren en de tenuitvoerlegging daarvan is gebaseerd op de spontane verbintenis van niet-OESO-landen die zich erbij aansluiten om de nationale en internationale regelgeving aan te vullen en niet om ze te vervangen. De Gemeenschap zal zich er desalniettemin voor inzetten om Europese ondernemingen aan te moedigen de richtsnoeren in acht te nemen omdat ze een stap in de goede richting betekenen, namelijk op de weg naar een meer verantwoordelijke opstelling van investeerders over de gehele wereld, en om tegemoet te komen aan de wensen van de burgermaatschappij ten aanzien van het gedrag van deze investeerders.

Aan Mexicaanse zijde bestonden er tijdens de onderhandelingen enige misvattingen over de werking van het nieuwe kader; één en ander kon worden opgehelderd tijdens de ministeriële OESO-bijeenkomst in juni 2000. De tenuitvoerlegging van de herziene richtsnoeren zal voortdurend op de agenda worden gezet van bilaterale en multilaterale besprekingen om ervoor te zorgen dat deze nieuwe richtsnoeren een nuttig instrument vormen voor alle betrokkenen.