Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2655/00 van Diana Wallis (ELDR) aan de Commissie. Afluistersystemen op het terrein van EU-telecommunicatie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2655/00 van Diana Wallis (ELDR) aan de Commissie. Afluistersystemen op het terrein van EU-telecommunicatie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2655/00 van Diana Wallis (ELDR) aan de Commissie. Afluistersystemen op het terrein van EU-telecommunicatie.

Publicatieblad Nr. 113 E van 18/04/2001 blz. 0143 - 0145


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2655/00

van Diana Wallis (ELDR) aan de Commissie

(1 september 2000)

Betreft: Afluistersystemen op het terrein van EU-telecommunicatie

Op 31 augustus 1999 verklaarde commissaris Liikanen in de hoorzitting van het Europees Parlement dat het voor ons, zoals is vastgesteld in het debat in het Parlement van afgelopen voorjaar, uiteraard van groot belang is dat de waarden van de Europese samenleving in het nieuwe stelsel bewaard blijven en dat wij in onze telecommunicatieruimte geen ingebouwde afluistersystemen accepteren.

Een aantal lidstaten, waaronder met name het Verenigd Koninkrijk, stellen thans wetten op inzake het soort ingebouwde afluistersystemen dat de commissaris onaanvaardbaar acht. Is de Commissie derhalve van plan om stappen te ondernemen om dergelijke onaanvaardbare maatregelen te beperken omdat zij een inbreuk vormen op het recht op privacy en vrijheid van het woord? Zorgt de Commissie ervoor dat pogingen om op EU-niveau dergelijke systemen in te voeren onderworpen worden aan de democratische controle door het Europees Parlement?

Antwoord van de heer Liikanen namens de Commissie

(23 oktober 2000)

De Commissie veronderstelt dat het geachte parlementslid verwijst naar de wet inzake de reglementering van de onderzoeksbevoegdheden die in het Lagerhuis van het Verenigd Koninkrijk werd goedgekeurd op 26 juli 2000. De Koninklijke bekrachtiging volgde op 28 juli 2000.

De Commissie werd op 23 februari 2000 op de hoogte gebracht van het ontwerp van deze wet, krachtens de procedure die wordt voorzien in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(1), ook wel de transparantierichtlijn genoemd.

Op dit ogenblik onderzoekt de Commissie deze wet om te bepalen of ze verenigbaar is met de bepalingen van de communautaire wetgeving, met inbegrip van de bijlage van Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten(2), waarin wordt gesteld dat de voorwaarden voor licenties evenmin afbreuk doen aan de maatregelen die de lidstaten nemen overeenkomstig de in het EG-Verdrag, erkende vereisten van algemeen belang, (mldr) met name inzake (mldr) de openbare veiligheid.

Verder wordt in artikel 5 van Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector(3) de vertrouwelijkheid van oproepen door middel van een openbaar telecommunicatienetwerk en een telecommunicatiedienst die beschikbaar is voor het publiek, gegarandeerd. Wanneer de betrokken gebruikers geen toestemming geven, moeten de lidstaten het afluisteren, het opnemen, het bewaren of andere vormen van onderschepping of bewaking van communicatievormen door anderen dan de gebruikers, verbieden, behalve wanneer dit wettelijk toegestaan is krachtens artikel 14, lid 1. In overeenstemming met dit artikel, kunnen lidstaten hun verplichting de vertrouwelijkheid van netwerken te garanderen, niet beperken op grond van belangrijke economische of financiële overwegingen van een lidstaat. Dit is wel mogelijk wanneer de nationale veiligheid, defensiebelangen of de volksgezondheid moeten worden gewaarborgd, of wanneer het gaat om de preventie, het onderzoek en het vervolgen van misdrijven of van niet-toegestaan gebruik van de telecommunicatiesystemen. Bovendien wordt in Richtlijn 97/66/EG bepaald dat de rechtmatige belangen van rechtspersonen zoals abonnees van telecommunicatiediensten worden beschermd, waarbij het bijvoorbeeld gaat om bedrijven en de geheimhouding van hun communicatie via publieke netweken.

In Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(4) wordt bovendien vrij verkeer van gegevens gegarandeerd. In Richtlijn 97/66/EG wordt de algemene richtlijn voor het verwerken van persoonsgegevens aangevuld en gespecificeerd, in het bijzonder de vertrouwelijkheid van oproepen in de telecommunicatiesector. Het beschermt ook gegevens en oproepen van rechtspersonen

Tenslotte onderzoekt de Commissie de wet in het licht van artikel 49 (oud artikel 59) van het EG-Verdrag om na te gaan of er belemmeringen voor het vrij verkeer van diensten worden gecreëerd door het opleggen van specifieke verplichtingen voor de aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij inzake de onderschepping van telecommunicatieverbindingen, het verwerven van communicatiegegevens en de toegang tot gecodeerde gegevens.

Wat het tweede gedeelte van de vraag betreft, deelt de Commissie het geachte parlementslid mee dat de Commissie niet op de hoogte is van enige poging om ingebouwde afluistersystemen op te leggen op Europees niveau.

(1) PB L 204 van 21.7.1998.

(2) PB L 117 van 7.5.1997.

(3) PB L 24 van 30.1.1998.

(4) PB L 281 van 23.11.1995.