Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2668/00 van Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) aan de Commissie. Duitse wetgeving rondom kindergeld in relatie tot verordening 1408/71.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2668/00 van Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) aan de Commissie. Duitse wetgeving rondom kindergeld in relatie tot verordening 1408/71.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2668/00 van Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) aan de Commissie. Duitse wetgeving rondom kindergeld in relatie tot verordening 1408/71.

Publicatieblad Nr. 136 E van 08/05/2001 blz. 0073 - 0074


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2668/00

van Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) aan de Commissie

(1 september 2000)

Betreft: Duitse wetgeving rondom kindergeld in relatie tot verordening 1408/71

In veel gevallen wordt door de Duitse overheid (die Familiengeldkasse) geen aanvullende kinderbijslag uitgekeerd in het geval dat de beide in Duitsland wonende ouders als loontrekkende grensarbeider werkzaam zijn in Nederland.

De Duitse overheid baseert zich bij die beslissing op de combinatie van artikel 13 van verordening 1408/71 en het Duitse Einkommensteuergesetz (§65 EstG).

Dit probleem doet zich ook voor bij alleenstaande vrouwen, die in Duitsland wonen en in Nederland werken als loontrekkende grensarbeider.

Verdragen dergelijke beslissingen zich met verordening 1408/71?

Zo niet, welke actie zal de Commissie ondernemen om deze problemen op te lossen?

Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

(16 oktober 2000)

De geachte afgevaardigde stelt de kwestie aan de orde van de niet-uitkering door de Duitse autoriteiten (Familiengeldkasse) van aanvullende kinderbijslag in het geval dat beide in Duitsland wonende ouders als loontrekkende grensarbeider in Nederland werkzaam zijn en vraagt zich af of dit in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht.

Het Gemeenschapsrecht op het gebied van de sociale zekerheid, met name Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad(1), coördineert de nationale socialezekerheidsstelsels, maar harmoniseert ze niet, om ervoor te zorgen dat de migrerende werknemers en hun gezinsleden hun sociale bescherming niet verliezen wanneer zij zich binnen de Gemeenschap verplaatsen.

Artikel 13 van voornoemde verordening bepaalt dat in beginsel een persoon die op het grondgebied van een lidstaat, b.v. Nederland, werkt alleen aan de wetgeving van die lidstaat is onderworpen, ook als hij op het grondgebied van een andere lidstaat, b.v. Duitsland, woont.

In verband met de gezinstoeslagen, die ook de kinderbijslag omvatten, wordt bepaald dat als de gezinsleden niet wonen in de lidstaat krachtens de wetgeving waarvan de werknemer is verzekerd, in dit geval Nederland, deze persoon aanspraak kan maken op gezinstoeslagen alsof de gezinsleden in deze lidstaat woonden. Als er een recht op uitkeringen bestaat uit hoofde van de wetgeving van verscheidene lidstaten, zijn er bepalingen die ervoor zorgen dat de werknemers het hoogste bedrag van de uitkeringen ontvangen, waarin in de wetgeving van een van deze lidstaten wordt voorzien.

Artikel 65 van de Duitse wet op de inkomstenbelasting (Einkommenssteuergesetz) sluit echter elk recht op kinderbijslag in Duitsland uit, als een recht op dergelijke uitkeringen buiten Duitsland bestaat.

Aangezien het Gemeenschapsrecht de nationale socialezekerheidsstelsels alleen coördineert, blijft elke lidstaat verantwoordelijk voor zijn eigen socialezekerheidsstelsel. Elke lidstaat bepaalt zelf welke uitkeringen worden verstrekt, onder welke voorwaarden en hoe hoog deze uitkeringen zijn. Daarom lijkt in dit geval de Duitse regeling niet in strijd te zijn met het Gemeenschapsrecht.

(1) Laatste geconsolideerde versie: Verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 tot wijziging en bijwerking van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 PB L 28 van 30.1.1997.