Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2971/00 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Bevoegdheid van de Europese Commissie voor de bescherming van honden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2971/00 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Bevoegdheid van de Europese Commissie voor de bescherming van honden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2971/00 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Bevoegdheid van de Europese Commissie voor de bescherming van honden.

Publicatieblad Nr. 103 E van 03/04/2001 blz. 0234 - 0235


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2971/00

van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie

(13 september 2000)

Betreft: Bevoegdheid van de Europese Commissie voor de bescherming van honden

Denkt de Europese Commissie, na de toezegging van commissaris Byrne op de plenaire vergadering van 6 september om de zaak in overweging te nemen, dat ze in het kader van haar pogingen om een huisdierenpaspoort in te voeren op Europees niveau, bevoegd is om bij de Duitse regering tussenbeide te komen naar aanleiding van de voorgenomen afslachting van een groot aantal honden, als ze aanneemt dat de Duitse regering niet zorgvuldig genoeg onderscheid maakt tussen honden die echt gevaarlijk zijn en andere die het niet zijn? Zo nee, kan ze nader uiteenzetten op welke rechtsgrondslag haar bevoegdheid voor het huisdierenpaspoort berust?

Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie

(13 oktober 2000)

De Commissie deelt de geachte afgevaardigde mede dat zij bij de Raad een voorstel voor een verordening heeft ingediend(1) die onder meer ten doel heeft een communautair certificaat in te voeren voor gezelschapsdieren die zich met hun bazen binnen de Gemeenschap verplaatsen. Genoemd certificaat valt echter onder de veterinaire sector en moet eerder worden gezien als een gezondheidspas. Het heeft ten doel de verspreiding van ziekten die een bedreiging van de volks- en diergezondheid vormen, te beperken.

Daarom kan de conformiteit van de Duitse regelgeving met het Gemeenschapsrecht alleen worden beoordeeld in het licht van de artikelen 28 en 30 (ex artikelen 30 en 36) van het EG-Verdrag, aangezien de Commissie van mening is dat het in het kader van het subsidiariteitsbeginsel aan de lidstaten is om, met inachtneming van de regels van het EG-Verdrag, de passende maatregelen te nemen ter bescherming van het leven van personen.

Volgens artikel 28 van het EG-Verdrag namelijk mogen de lidstaten geen nationale maatregelen nemen die een beletsel vormen voor het verkeer van dieren. Niettemin staat artikel 30 van genoemd EG-Verdrag dergelijke maatregelen wel toe als zij gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de gezondheid en het leven van personen en dieren, enz.

Volgens de door de geachte afgevaardigde verstrekte informatie moeten de Duitse autoriteiten echter in dit concrete geval een redelijk evenwicht vinden tussen de beoogde bescherming van het leven van personen en de doelstelling die betrekking heeft op het vrije verkeer van dieren, waarbij de Commissie dit evenwicht moet beoordelen aan de hand van het wetsontwerp betreffende de bescherming tegen gevaarlijke honden, waarvan de Duitse autoriteiten onlangs mededeling hebben gedaan in het kader van de kennisgevingsprocedure die is ingesteld bij Richtlijn 98/34/EG van het Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(2).

(1) COM(2000) 529 def.

(2) PB L 204 van 21.7.1998.