Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3132/00 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) en Anna Terrón i Cusí (PSE) aan de Commissie. ESF-financiering van vormingscursussen uitsluitend voor vrouwen in sectoren waar ze oververtegenwoordigd zijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3132/00 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) en Anna Terrón i Cusí (PSE) aan de Commissie. ESF-financiering van vormingscursussen uitsluitend voor vrouwen in sectoren waar ze oververtegenwoordigd zijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3132/00 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) en Anna Terrón i Cusí (PSE) aan de Commissie. ESF-financiering van vormingscursussen uitsluitend voor vrouwen in sectoren waar ze oververtegenwoordigd zijn.

Publicatieblad Nr. 151 E van 22/05/2001 blz. 0074 - 0075


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3132/00

van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) en Anna Terrón i Cusí (PSE) aan de Commissie

(6 oktober 2000)

Betreft: ESF-financiering van vormingscursussen uitsluitend voor vrouwen in sectoren waar ze oververtegenwoordigd zijn

De Stichting Onderwijs, arbeid en maatschappij, het Europees Vormingscentrum en de Catalaanse privé-vormingscentra (CEAC) bieden via de Catalaanse pers verschillende beroepsvormingscursussen voor werklozen aan, die gezamenlijk gefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Directoraat-generaal werkgelegenheid van het Departement arbeid van de autonome regering van Catalonië. De subsidiëring blijkt uitdrukkelijk uit de aankondigingen, die van de logo's van het autonoom bestuur en het Europees Sociaal Fonds voorzien zijn. Het aanbod van elk van de centra omvat een cursus die uitsluitend voor vrouwen bestemd is, juist in activiteitensectoren waar ze traditioneel oververtegenwoordigd zijn (naaiwerk en confectie, telefoonbeantwoording en -verkoop en gespecialiseerde kinderverzorging).

Volgens artikel 2, sub e) en artikel 3, sub a) van Verordening (EG) nr. 1784/1999 van 12 juli 1999 over het Europees Sociaal Fonds(1) zorgt het fonds voor ondersteuning en aanvulling van speciale maatregelen van de lidstaten die bedoeld zijn om de toegang en deelname van de vrouw op de arbeidsmarkt te verbeteren en de splitsing van de arbeidsmarkt zowel verticaal als horizontaal volgens het geslacht te verminderen. Subsidieerbare werkzaamheden zijn o.a. onderwijs, beroepsvorming en -heroriëntering, en beroepsvoorlichting, -advies en -vervolmaking.

Na het van kracht worden van het Verdrag van Amsterdam, op grond van artikel 141, paragraaf 4 van het Verdrag over de Europese Gemeenschap en met het oog op het tot stand brengen van volledige gelijkheid tussen man en vrouw in het beroepsleven, verhindert het principe van gelijke behandeling geen enkele lidstaat om maatregelen te handhaven of te nemen die concrete mogelijkheden bieden om de uitoefening van beroepsactiviteiten te vergemakkelijken voor de minder sterk vertegenwoordigde groep of nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.

Denkt de Europese Commissie niet dat de financiering van de bewuste cursussen door het ESF een resultaat bereikt dat haaks staat op het beëindigen van de traditionele horizontale opdeling van de arbeidswereld en dan ook een overtreding van het Verdrag over de Europese Gemeenschap, richtlijn 76/207/EEG(2) en de verordeningen op de structuurfondsen vertegenwoordigt?

Welke toezichts-, controle-, evaluatie- en sanctiemaatregelen denkt ze te treffen, met inachtneming van de algemene regels voor de fondsen (Verordening (EG) nr. 1260/1999 van 12 juni 1999(3)), om te verhinderen dat er cursussen gefinancierd worden die tegen de voorschriften en doelstellingen van de regels ingaan?

(1) PB L 213 van 13.8.1999, blz. 5.

(2) PB L 39 van 14.2.1976, blz. 40.

(3) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

(24 november 2000)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1784/1999 van het Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds (ESF) moeten de door het ESF medegefinancierde activiteiten de gelijkheid van vrouwen en mannen bevorderen(1), zoals de geachte afgevaardigden onderstrepen. Dit omvat een breed assortiment aan acties die enerzijds de algemene verbetering van de inzetbaarheid van vrouwen beogen en anderzijds de vermindering van de verticale en horizontale segregatie op de arbeidsmarkt. De strategie van de Commissie ten aanzien van de bevordering van gelijke kansen berust op een dubbele aanpak. De eerste aanpak beoogt de integratie van het beginsel van gelijke kansen in alle communautaire beleidsmaatregelen en acties (mainstreaming-beginsel). De tweede beoogt de bevordering van specifieke acties die coherent moeten zijn met de in de programmering vastgelegde strategie, rekening houdend met de specifieke behoeften van de arbeidsmarkt van het betreffende gebied.

De acties van het ESF zijn daarom niet beperkt tot de sectoren waarin de vrouwen ondervertegenwoordigd zijn. Deze acties beogen immers ook de algemene verbetering van de inzetbaarheid van vrouwen om hun aanwezigheid op de arbeidsmarkt te bevorderen.

In het kader van de nieuwe programmering 2000-2006 van het ESF heeft de Commissie erop toegezien dat de dimensie van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de programmering, follow-up en evaluatie van de acties wordt versterkt. Het communautair bestek (CB) van Doelstelling 3 voor Spanje en met name het operationeel programma (OP) van Catalonië voorzien in de horizontale integratie van gelijke kansen en in specifieke maatregelen ten gunste van vrouwen.

In de toezichtcomités voor het CB en het OP van Doelstelling 3 zullen trouwens voor de eerste keer met gelijke kansen belaste organisaties vertegenwoordigd zijn, hetgeen een effectieve tenuitvoerlegging van het gelijkheidsbeginsel in het ESF mogelijk moet maken. De OP's bevatten een verbintenis om het beginsel van gelijke kansen toe te passen en dit beginsel zal voorts het onderwerp zijn van thematische evaluaties.

De lidstaat is in elk geval verantwoordelijk voor de uitvoering van de programmering die aan de vastgestelde regels moet voldoen en het beginsel van gelijke behandeling moet naleven, als vastgelegd in Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden(2). De acties die niet aan deze eisen voldoen of het gelijkheidsbeginsel niet naleven, kunnen niet als subsidiabel worden beschouwd.

(1) PB L 213 van 13.8.1999.

(2) PB L 39 van 14.2.1976.