Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3488/00 van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie. Blushelikopters in Spanje: niet-naleving communautaire arbeidsvoorschriften.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3488/00 van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie. Blushelikopters in Spanje: niet-naleving communautaire arbeidsvoorschriften.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3488/00 van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie. Blushelikopters in Spanje: niet-naleving communautaire arbeidsvoorschriften.

Publicatieblad Nr. 187 E van 03/07/2001 blz. 0009 - 0010


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3488/00

van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie

(10 november 2000)

Betreft: Blushelikopters in Spanje: niet-naleving communautaire arbeidsvoorschriften

Momenteel worden in Spanje bij het blussen van bosbranden oude Oost-Europese legerhelikopters ingezet. Daarnaast worden zij voor oneigenlijke doelen gebruikt als verkenningen, hulp- en reddingsacties, en transport van gewonden. De bemanningsleden van deze helikopters zijn in de meeste gevallen buitenlandse werknemers.

Deze werknemers:

- maken zeer lange dagen: zij werken soms 44 dagen achtereen volgens een rooster dat de acht werkuren per dag ruimschoots overschrijdt,

- de buitenlandse piloten worden onderbetaald en vallen in veel gevallen niet onder een socialezekerheidsregeling,

- zij werken in helikopters die verouderd zijn en die een groter risico van ongevallen vertegenwoordigen.

De Internationale Bond van lijnvluchtpiloten (Ifalpa) heeft op haar jaarlijkse vergadering van april 2000 in Tokio Spanje publiekelijk aan de schandpaal genageld. De Spaanse vakbonden verenigd in Apythel hebben zich gewend tot de bevoegde Spaanse ministeries en de Commissaris voor vervoer, zonder dat echter totnogtoe een bevredigend antwoord op hun verzoeken is ontvangen.

Relevante wetgeving:

- de uitbreiding van richtlijn 104/93/EEG(1) betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, tot de burgerluchtvaart,

- richtlijn 71/96/EEG(2) betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, waarvan het eerste artikel bepaalt dat aan ondernemingen van derde landen geen gunstiger behandeling mag worden toegekend dan aan ondernemingen gevestigd in de lidstaten,

- richtlijn 188/86/EEG(3) betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan lawaai op het werk, die ook van toepassing is op vliegtuigbemanningen, en die in het onderhavige geval van de zeer lange werkdagen zeer duidelijk wordt overtreden voor wat betreft de maximumniveaus van blootstelling.

Kan de Commissie mededelen of de Spaanse overheid de genoemde richtlijnen correct in nationale wetgeving heeft omgezet?

Is de Commissie niet van oordeel dat de hierboven omschreven feiten een duidelijke schending inhouden van bovengenoemde communautaire regelgeving? Is de Commissie bereid een onderzoek hiernaar in te stellen?

(1) PB L 307 van 13.12.1993, blz. 18.

(2) PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.

(3) PB L 137 van 24.5.1986, blz. 28.

Gecombineerd Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-3487/00, E-3488/00 en E-3489/00

(13 februari 2001)

De strijd tegen bosbranden, die elke zomer talrijke streken in Spanje bedreigen, vergt de inzet van grote aantallen helikopters voor de bestrijding van de brandhaarden en het vervoer van het daarbij betrokken personeel. Alle bij deze taken betrokken Spaanse overheidsdiensten samen doen bij hun jaarlijkse campagne ter voorkoming en bestrijding van bosbranden momenteel een beroep op een honderdtal helikopters. Daartoe hebben zij contracten gesloten met diverse particuliere ondernemingen, wat gebeurt op basis van de regels voor de toewijzing van overheidsopdrachten overeenkomstig de bepalingen van Koninklijk Besluit 2/2000 van 16 juni 2000.

De meeste van deze helikopters zijn in Spanje ingeschreven. De Spaanse helikoptervloot telt echter slechts een beperkt aantal toestellen en beschikt niet over bepaalde gespecialiseerde toestellen, zodat zij niet aan alle behoeften kan voldoen. De ondernemingen die door de overheidsadministraties bij de bestrijding van bosbranden worden ingeschakeld, doen dan ook via tijdelijke huurcontracten een beroep op in andere landen geregistreerde particuliere helikopters. Deze helikopters zijn geregistreerd in andere lidstaten van de Europese Gemeenschap (Duitsland, Zweden) of in derde landen (Chili, de Verenigde Staten, Rusland, Polen, enz.). Bij deze huur is de bemanning al dan niet inbegrepen (wet lease, respectievelijk dry lease).

Tot dusverre heeft de Gemeenschap geen gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de technische exploitatie van helikopters. Het is dus aan de lidstaten zelf om de nodige maatregelen te treffen om de veiligheid van de desbetreffende luchtvaartoperaties te waarborgen, ook wanneer het specifieke activiteiten zoals het blussen van bosbranden betreft. Naar de informatie waarover de Commissie beschikt, is dit in Spanje wel degelijk het geval. Alleen ondernemingen die beschikken over een Bewijs luchtvaartexploitant (Air Operator's Certificate AOC) waaruit hun bekwaamheid blijkt om branden te blussen, komen voor deze opdrachten in aanmerking. Wanneer in andere landen geregistreerde helikopters worden gecharterd, ondergaan die een voorafgaande inspectie door de algemene directie voor de burgerluchtvaart, waarbij overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen(1) wordt geverifieerd dat zij een gelijkwaardig veiligheidsniveau bieden als dat wat wordt vereist voor de uitvoering van dit type activiteit met in Spanje ingeschreven helikopters.

Naar aanleiding van haar voorstel inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart(2) heeft de Commissie bij de Raad en het Parlement kennisgeving gedaan van haar voornemen om de communautaire wetgeving uit te breiden zodat daaronder voortaan ook door helikopters uitgevoerde operaties zouden vallen, zoals de bestrijding van bosbranden, bijstands- en reddingsoperaties en het vervoer van gewonden.

Voorts hebben de Spaanse autoriteiten de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij Richtlijn 94/56/EEG houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart(3) hebben omgezet in Spaanse nationale wetgeving, meer bepaald via Koninklijk Besluit 389/1998 van 13 mei 1998 waarbij een commissie voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart is opgericht. Deze commissie is belast met het technisch onderzoek naar alle ongevallen en ernstige incidenten in de burgerluchtvaart op Spaans grondgebied en treedt op in alle onafhankelijkheid. Zij is dus bevoegd om onderzoek te verrichten naar ongevallen met helikopters naar aanleiding van brandbestrijdingsactiviteiten, ook wanneer de desbetreffende toestellen in derde landen zijn ingeschreven. De Commissie heeft geen kennis van nieuwe ongevallen sinds dat in 1993 waarbij een helikopter uit Oost-Europa was betrokken. Zij beschikt dus niet over gegevens die haar ertoe zouden brengen de correcte toepassing van de richtlijn door de Spaanse autoriteiten in twijfel te trekken.

Richtlijn 86/188/EEG van de Raad van 12 mei 1986 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan lawaai op het werk(4) is overeenkomstig artikel 1, lid 2, van de richtlijn zelf niet van toepassing op werknemers in de luchtvaartsector.

De minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats, als voorgeschreven bij Richtlijn 89/655/EEG van de Raad(5) (en niet 89/665/EEG) zijn omgezet in Spaanse wetgeving via Koninklijk Besluit 1215/1997 van 18 juli en Koninklijk Besluit 773/1997 van 30 mei. Deze voorschriften zijn van toepassing op de bemanning van helikopters voor zover de werkgever gevestigd is in Spanje of in een andere lidstaat van de Gemeenschap.

Wat Richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd(6) betreft, hebben de Spaanse autoriteiten hun relevante omzettingsmaatregelen aangemeld aan de Commissie, die hun conformiteit met de richtlijn momenteel nagaat.

Deze richtlijn is uitgebreid tot de uitgesloten sectoren (onder meer de burgerluchtvaart) krachtens Richtlijn 2000/34/CE(7) die vóór 1 augustus 2003 door de lidstaten moet zijn omgezet in nationale wetgeving.

Voorts heeft de Raad op 27 november 2000 Richtlijn 2000/79/EG vastgesteld inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart(8). Zodra deze nieuwe richtlijn in werking is getreden, zijn de bepalingen van Richtlijn 93/104/EG niet meer van toepassing op de burgerluchtvaartsector.

Wat Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten(9) betreft, hebben de Spaanse autoriteiten hun relevante omzettingsmaatregelen aangemeld aan de Commissie, die hun conformiteit met de richtlijn momenteel nagaat.

De Commissie is tenslotte niet in staat zich uit te spreken over de gegrondheid van de kritieken van de Internationale Federatie van Verkeersvliegersverenigingen (Ifalpa) en van de particuliere vereniging Apythel.

(1) PB L 240 van 24.8.1992.

(2) PB C 311 E van 31.10.2000.

(3) PB L 319 van 12.12.1994.

(4) PB L 137 van 24.5.1986.

(5) PB L 393 van 30.12.1989.

(6) PB L 307 van 13.12.1993.

(7) PB L 195 van 1.8.2000.

(8) PB L 302 van 1.12.2000.

(9) PB L 18 van 21.1.1997.