Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3610/00 van Reinhold Messner (Verts/ALE) aan de Commissie. Toeristische infrastructuur in Valsesia en Monterosa.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3610/00 van Reinhold Messner (Verts/ALE) aan de Commissie. Toeristische infrastructuur in Valsesia en Monterosa.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3610/00 van Reinhold Messner (Verts/ALE) aan de Commissie. Toeristische infrastructuur in Valsesia en Monterosa.

Publicatieblad Nr. 163 E van 06/06/2001 blz. 0179 - 0180


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3610/00

van Reinhold Messner (Verts/ALE) aan de Commissie

(15 november 2000)

Betreft: Toeristische infrastructuur in Valsesia en Monterosa

Er worden momenteel tussen de regio Piemonte en de autonome regio Valle d'Aosta onderhandelingen gevoerd die binnenkort zouden moeten uitmonden in de ondertekening van een protocol dat de kabelbaanverbinding tussen de dalen van Valsesia en Gressoney ten doel heeft met het oog op de ontwikkeling van het toerisme en de skisector in deze twee dalen.

Dit initiatief, dat naar het schijnt door de n.v. Finpiemonte en de Europese Unie wordt gefinancierd, omvat de volledige vernieuwing van de installaties van Alagna Valsesia en de aanleg van een nieuwe verbinding voor de toegang tot de gletsjer van de berg Punta Indren, die omschreven wordt als een in pacht te geven openbare vervoersdienst en waarvan de aanleg is toegewezen aan de n.v. Monterosa 2000.

Het hooggelegen dal van Valsesia, de zuidelijke gletsjers van de berg Monterosa en het gletsjergebied van de Valle d'Aosta zijn aangewezen als gebieden van communautair belang op grond van richtlijn 92/43(1).

Bovengenoemd project vormt een bedreiging voor het natuurgebied Natura 2000 rond de berg Monterosa, zowel vanuit het oogpunt van milieu en landschap, als vanuit het oogpunt van wegenaanleg en stedenbouw, dat samenhangt met de nodige uit te voeren werken.

Het project heeft o.a. de volgende tekortkomingen:

- het voorziet niet in parkeerterreinen en evenmin in een verbetering van het wegennet, ondanks het grote aantal toeristen dat belangstelling zou kunnen hebben voor deze infrastructuur;

- het geeft niet aan waar het water vandaan gehaald moet worden dat nodig is voor de installaties die kunstsneeuw produceren;

- het bevat geen enkele studie over de verwijdering van het afvalwater;

- het maakt geen gewag van de problemen in verband met de toevoer van elektriciteit voor de werking van de nieuwe kabelbanen en skiliften.

Klopt het dat de Commissie bereid is de kabelbaanverbinding tussen de dalen van Valsesia en Gressoney te financieren?

Kan de Commissie maatregelen treffen om te voorkomen dat de genoemde gebieden van communautair belang door het project in kwestie bedreigd worden?

Kan de Commissie nagaan of de communautaire richtlijnen inzake de milieueffectrapportage bij het project in kwestie worden nageleefd?

(1) PB L 206 van 22.7.1992.

Antwoord van de heer Barnier namens de Commissie

(22 december 2000)

Het door het geachte parlementslid bedoelde project wordt medegefinancierd in het kader van doelstelling 5b van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, en binnen maatregel IV.2 van het enkelvoudig programmeringsdocument van de regio Piemonte voor de periode 1994-1999. De totale kosten bedragen 14 miljard lire; de bijdrage van de Gemeenschap bedraagt 4,943 miljard lire

Voorwaarde voor medefinanciering van deze maatregel was dat er een onderzoek naar de sociaal-economische gevolgen en de milieueffecten moest worden verricht. Dit onderzoek is in de loop van 1997 uitgevoerd.

Dit project blijkt te vallen binnen categorie 12a (Skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen) als bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 97/11/EG Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu- effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten(1). Op grond van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 97/11/EG bepalen de lidstaten voor de in bijlage II genoemde projecten door middel van een onderzoek per geval dan wel aan de hand van door de lidstaten vastgestelde drempelwaarden of criteria, of het project al dan niet moet worden onderworpen aan een beoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10. De lidstaten kunnen besluiten om beide procedures toe te passen.

De door het geachte parlementslid genoemde locaties zijn voorgesteld als gebieden van communautair belang in de zin van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(2), en gelden als speciale beschermingszones in de zin van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(3). Wat betreft de gebieden die worden voorgesteld als gebieden van communautair belang moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de doelstellingen van de richtlijn niet in het gedrang komen. Ook al is er geen communautaire lijst wordt de autoriteiten van de lidstaten geadviseerd geen maatregelen te nemen die zouden kunnen leiden tot een achteruitgang van een locatie op de nationale lijst. Wat de speciale beschermingszones betreft moeten plannen of projecten die niet rechtstreeks verband houden met, of niet noodzakelijk zijn voor het beheer van de locatie maar die, al dan niet in combinatie met andere plannen of projecten, wel een wezenlijk effect op die locatie zouden kunnen hebben, op passende wijzen worden onderzocht op de mogelijke consequenties ervan uit het oogpunt van de doelstelling van de instandhouding van de locatie.

In dit specifieke geval was de Commissie niets bekend over de door het geachte parlementslid beschreven situatie. Zij zal dan ook passende maatregelen treffen om uitgebreide informatie hierover te verzamelen en ervoor te zorgen dat het gemeenschapsrecht in acht wordt genomen.

(1) PB L 73 van 14.3.1997.

(2) PB L 206 van 22.7.1992.

(3) PB L 103 van 25.4.1979.