Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3707/00 van John Cushnahan (PPE-DE) aan de Raad. De benarde situatie van de Ahmadiyyagemeenschap in Pakistan.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3707/00 van John Cushnahan (PPE-DE) aan de Raad. De benarde situatie van de Ahmadiyyagemeenschap in Pakistan.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3707/00 van John Cushnahan (PPE-DE) aan de Raad. De benarde situatie van de Ahmadiyyagemeenschap in Pakistan.

Publicatieblad Nr. 174 E van 19/06/2001 blz. 0122 - 0123


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3707/00

van John Cushnahan (PPE-DE) aan de Raad

(30 november 2000)

Betreft: De benarde situatie van de Ahmadiyyagemeenschap in Pakistan

Is het het voorzitterschap bekend dat de mensenrechten van de Ahmadiyyagemeenschap in Pakistan met voeten worden getreden? Volgens een aantal in 1974 aangenomen wetten plegen Ahmadis een strafbare handeling als zij hun geloof belijden, uitoefenen en preken. Een aantal leden van de gemeenschap is godslastering ten laste gelegd overeenkomstig afdeling 295C, die automatisch de doodstraf met zich meebrengt. Moorden die de afgelopen tijd uit godsdienstige overwegingen door moslims zijn begaan op Ahmadis, worden niet onderzocht. Welke maatregelen overweegt de Raad om de grondrechten van de Ahmadiyyagemeenschap te waarborgen?

Antwoord

(12 maart 2001)

De Raad deelt de bezorgdheid die spreekt uit de vraag van de Geachte Afgevaardigde betreffende discriminatie ten aanzien van religieuze minderheden in Pakistan. Daar de regelmatige ontmoetingen in het kader van de politieke dialoog tussen de Unie en Pakistan zijn opgeschort sinds de militaire staatsgreep van 1999, is het voor de Unie moeilijker dan voorheen om haar verontrusting aan de Pakistaanse politieke leiders kenbaar te maken. Toch is het onderwerp van de bescherming van de religieuze minderheden herhaaldelijk aangekaart met gesprekspartners op hoog niveau binnen de Pakistaanse regering en overheid, met name tijdens de ad hoc-bezoeken van de Trojka in november 1999 en november 2000. De Trojka heeft er tijdens haar laatste bezoek bij de Minister van Binnenlandse Zaken op aangedrongen dat religieuze minderheden op doeltreffende wijze worden beschermd tegen onderling geweld van bevolkingsgroepen, dat duidelijkheid wordt verschaft omtrent de voorbije incidenten en dat de verantwoordelijken voor deze daden gerechtelijk worden vervolgd. De Trojka heeft ook de kwestie van de in Pakistan nog geldende wettelijke discriminatie ten aanzien van bepaalde minderheden, inclusief de kwestie van het afzonderlijk stemmen, aan de orde gesteld.

Tijdens deze gesprekken heeft minister HAIDER de Trojka ervan verzekerd dat de overheid wenst dat alle minderheden bij het politieke proces worden betrokken. De heer HAIDER gaf toe dat de aanvankelijke discriminerende uitspraken op grond van de godslasteringswet angst hebben opgeroepen bij de betrokken groepen, maar hij benadrukte dat geen van de betwiste uitspraken in beroep is bevestigd. De minister herhaalde tevens dat de regering zich ertoe zal verbinden de nodige hervorming van deze wetgeving voort te zetten. Wat het geweld tussen bevolkingsgroepen betreft, verklaarde de regering zich bewust te zijn van de omvang van het probleem. Zij zal haar krachtige aanpak van het geweld voortzetten en zich ertoe verbinden de veroorzakers ervan in rechte te vervolgen.

De Trojka heeft de minister er andermaal op geattendeerd dat deze problemen Europa ten zeerste verontrusten en dat de politiek verantwoordelijken, de NGO's en de media in Europa de situatie in Pakistan op de voet zullen volgen. De Raad zal geregeld de stand van zaken opnemen en zo nodig via de Europese ambassadeurs in Islamabad deze problemen opnieuw bij de relevante gesprekspartners aan de orde stellen.