Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3900/00 van Astrid Lulling (PPE-DE) aan de Commissie. In de wet-Évin opgelegde beperkingen van tv-uitzendingen in Frankrijk van in het buitenland georganiseerde sportevenementen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3900/00 van Astrid Lulling (PPE-DE) aan de Commissie. In de wet-Évin opgelegde beperkingen van tv-uitzendingen in Frankrijk van in het buitenland georganiseerde sportevenementen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3900/00 van Astrid Lulling (PPE-DE) aan de Commissie. In de wet-Évin opgelegde beperkingen van tv-uitzendingen in Frankrijk van in het buitenland georganiseerde sportevenementen.

Publicatieblad Nr. 174 E van 19/06/2001 blz. 0179 - 0180


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3900/00

van Astrid Lulling (PPE-DE) aan de Commissie

(13 december 2000)

Betreft: In de wet-Évin opgelegde beperkingen van tv-uitzendingen in Frankrijk van in het buitenland georganiseerde sportevenementen

Ingevolge mijn schriftelijke vragen over de toepassing van de wet-Évin in Frankrijk (E-550/00(1) en E-2197/00(2)) en de antwoorden hierop van de Commissie heb ik vernomen dat Frankrijk nog altijd Franse tv-uitzendingen van in het buitenland georganiseerde sportevenementen annuleert wegens de aanwezigheid van reclameborden voor alcoholische dranken.

In het kader van de ontmoeting op 6 juni 2000 tussen commissaris Bolkestein en mevrouw Tasca, Frans minister van Cultuur en Communicatie, had de Commissie de Franse autoriteiten verzocht de gedragscode te wijzigen aan de hand van overleg met alle betrokken partijen.

Op 9 oktober 2000 had de Franse CSA (Hoge Audiovisuele Raad) een overlegbijeenkomst belegd. De klagers (CIVB-CNIV, CBMC/CEPS), de Franse vakbonden die de wijn- en biersector vertegenwoordigen, en de Europese verenigingen van de betrokken partijen waren niet uitgenodigd. Blijkt uit deze houding niet dat het de Franse autoriteiten aan de wil ontbreekt om een constructieve dialoog te voeren met het oog op de wijziging van de gedragscode?

Het Britse Hoge Gerechtshof heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een prejudiciële vraag voorgelegd met het verzoek een uitspraak te doen over de compatibiliteit van de wet-Évin met de communautaire wetgeving inzake het vrij verrichten van diensten, waarvan de reclame deel uitmaakt.

Is de Commissie nog altijd van mening, gezien de geringe bereidheid van de Franse autoriteiten om een concrete oplossing voor dit probleem te vinden en gezien hun als voorwendsel gebruikte beroep op de bescherming van de volksgezondheid, dat de gedragscode van 1995, zelfs in gewijzigde vorm, een geschikt middel is om het vrij verrichten van diensten in de interne markt te waarborgen? Is de Commissie gezien deze situatie niet van mening dat er bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een zaak tegen Frankrijk moet worden aangespannen? Zo niet, welke stappen denkt de Commissie te ondernemen opdat deze kwestie zo spoedig mogelijk geregeld wordt met inachtneming van de beginselen van het vrij verrichten van diensten in de interne markt?

(1) PB C 330 E van 21.11.2000, blz. 185.

(2) PB C 89 E van 20.3.2001, blz. 152.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(20 februari 2001)

De Commissie is nog altijd van mening dat de gedragscode uit 1995 in principe toereikend is om op de naleving van de internemarktregels toe te zien. De Commissie zou in dit verband willen verwijzen naar haar antwoord op schriftelijke vraag E-2197/00 van het geachte parlementslid(1).

Naar aanleiding van het overleg dat op 7 juni 2000 in Parijs plaatsvond en de bijeenkomst van de Franse Hoge Audiovisuele Raad van 9 oktober 2000, die beide in de vraag worden genoemd, heeft het lid van de Commissie voor de interne markt op 11 december 2000 een brief naar mevrouw Tasca, de Franse minister van Cultuur en Communicatie, gestuurd. In deze brief wordt de Franse overheid verzocht nadere informatie te verstrekken over de voortgang bij de stappen waartoe zij zich heeft verplicht.

De Commissie zal het geachte parlementslid van de verdere ontwikkelingen op de hoogte houden.

(1) PB C 89 E van 20.3.2001, blz. 152.