Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4019/00 van Doris Pack (PPE-DE) aan de Commissie. Kortingsregelingen van touroperators en luchtvaartmaatschappijen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4019/00 van Doris Pack (PPE-DE) aan de Commissie. Kortingsregelingen van touroperators en luchtvaartmaatschappijen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4019/00

van Doris Pack (PPE-DE) aan de Commissie

(21 december 2000)

Betreft: Kortingsregelingen van touroperators en luchtvaartmaatschappijen

1. De Commissie heeft laten weten de kortingsregelingen van verscheidene Europese luchtvaartmaatschappijen op discriminerende elementen te onderzoeken. Hoe luidt het resultaat van dit onderzoek? Zijn bijvoorbeeld regelingen als Miles & More van de Duitse Lufthansa verenigbaar met de mededingingsregels van de EU?

2. Wordt door dergelijke kortingsregelingen voor trouwe klanten een binding aan monopolistische ondernemingen bewerkstelligd, die ertoe leidt dat concurrenten worden benadeeld?

3. Heeft de Commissie een onderzoek ingesteld naar de verlaging van de provisie die Europese luchtvaartmaatschappijen aan de reisbureaus betalen, vanuit het gezichtspunt van de monopolistische positie van deze maatschappijen, discriminatie en uitbuiting van reisbureaus? Hoe luidt het resultaat van dit onderzoek?

4. Ziet de Commissie de verlaging van de basisprovisie van 9 % naar 5 %, i.e. een daling van de inkomsten van de reisbureaus uit de provisie voor de verkoop van tickets in het nationale en intra-Europese verkeer met ca. 45 %, als een vorm van discriminatie resp. uitbuiting, met name wanneer het bij de luchtvaartmaatschappijen om monopolistische ondernemingen gaat?

5. De diverse incentive-programma's van de luchtvaartmaatschappijen oefenen een aantrekkingskracht uit die schadelijk is voor de concurrentie. Zijn deze programma's door de Commissie onderzocht? Wat zijn de resultaten? Wat zal de Commissie eventueel doen om de schadelijke werking van incentive-programma's te verhinderen?

6. Met welk resultaat heeft de Commissie een onderzoek ingesteld naar de toenemende participatie van (nationale) luchtvaartmaatschappijen in internationale resp. wereldwijde allianties? Leiden dergelijke allianties tot afspraken inzake prijzen, voorwaarden, dienstregelingen en dienstverlening?

7. Wat zal de Commissie in het licht van haar bevindingen ondernemen om concurrentiebeperkende allianties te verbieden, met name daar waar de concurrentie door deze activiteiten van de airlines ernstig wordt belemmerd?

8. Is de EU-richtlijn in alle lidstaten door nationale wetten voldoende omgezet? Zo nee, in welke lidstaten is de richtlijn onvoldoende of niet omgezet?

9. Zijn er gegevens beschikbaar over bestanddelen van misbruik in samenhang met de insolventieverzekering die reisondernemers verplicht moeten afluiten? Is het in dit verband bekend dat in geval van insolventie door dienstverleners (hotels, luchtvaartmaatschappijen, busondernemingen, tussenpersonen enz.) torenhoge rekeningen worden gepresenteerd? Wat zal de Commissie ondernemen om aan dergelijke mistoestanden een einde te maken, in het bijzonder omdat deze uiteindelijk via hogere verzekeringspremies ten laste van de consument gaan?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(5 maart 2001)

1. Het geacht Parlementslid verwijst naar een onderzoek van de Commissie inzake door Europese luchtvaartmaatschappijen gehanteerde kortingsregelingen. Vermoedelijk gaat het om de reeks concurrentieonderzoeken die is aangekondigd ten tijde van de goedkeuring van de beschikking inzake het incentive-programma van British Airways voor Britse reisagenten(1). Na deze beschikking heeft British Airways haar incentive-programma voor reisagenten ingrijpend gewijzigd. Als gevolg van de lopende Commissieonderzoeken inzake de programma's voor reisagenten die andere vervoerders aanbieden, worden de Commissie momenteel herziene programma's van andere luchtvaartmaatschappijen voorgelegd. De Commissie neemt alle nodige maatregelen om te waarborgen dat de beginselen van de beschikking inzake British Airways worden toegepast op andere communautaire luchtvaartmaatschappijen in soortgelijke situaties.

Deze onderzoeken hebben echter geen betrekking op de incentive-programma's voor Frequent Flyers die luchtvaartmaatschappijen hun passagiers aanbieden. De Commissie heeft het Miles and More-programma waarnaar het geacht Parlementslid verwijst niet onderzocht en zij heeft geen verklaring afgelegd inzake de eventuele verenigbaarheid met het communautaire mededingingsrecht van dit of enig ander Frequent Flyer-programma.

2. Voor zover de term kortingsregeling voor trouwe klanten (fidelity discount scheme) betrekking heeft op de door luchtvaartmaatschappijen aan reisagentenschappen aangeboden incentives, zijn de opstelling van de Commissie en de stappen die zij momenteel neemt uiteengezet in haar antwoord op de eerste vraag van het geacht Parlementslid.

Indien de term kortingsregeling voor trouwe klanten daarentegen betrekking heeft op incentives zoals Frequent Flyer Miles die aan passagiers worden toegekend, dient te worden opgemerkt dat de Commissie nog geen standpunt heeft ingenomen omtrent de vraag of dergelijke programma's als zodanig een inbreuk vormen op het communautaire mededingingsrecht. In haar onderzoek inzake allianties tussen luchtvaartmaatschappijen heeft de Commissie het combineren van de door de alliantiepartners gehanteerde Frequent Flyers-programma's aangemerkt als een factor die het derde partijen bemoeilijkt om de concurrentie met de alliantiepartners aan te gaan, en zij heeft maatregelen voorgesteld om het effect ervan af te zwakken(2).

3. en 4. Met betrekking tot de derde en vierde vraag, of de verlaging van de door luchtvaartmaatschappijen betaalde provisie een inbreuk op het communautaire mededingingsrecht betekent, verwijst de Commissie het geacht Parlementslid naar haar antwoord op schriftelijke vraag P-0062/00 van mevrouw Gebhardt(3).

5. Indien met incentive-programma's programma's worden bedoeld die luchtvaartmaatschappijen hanteren voor reisagenten, verwijst de Commissie het geachte parlementslid naar het antwoord op haar eerste vraag. Indien de term daarentegen betrekking heeft op aan passagiers aangeboden incentive-programma's zoals Frequent Flyer Miles, verwijst de Commissie het geachte parlementslid naar het antwoord op haar tweede vraag.

6. en 7. De Commissie onderzoekt een aantal allianties tussen luchtvaartmaatschappijen. Doorgaans omvatten deze allianties overeenkomsten tussen de partners inzake o.a. tarieven, dienstregelingen, routebepalingen en andere aspecten die horen bij het onderhouden van een luchtverbinding. Dergelijke overeenkomsten beperken de concurrentie tussen de partners van de alliantie. Allianties kunnen echter ook voordelen opleveren, zoals een toename van het aantal vluchten, kwaliteitsverhoging en grotere efficiëntie in de exploitatie. Op grond hiervan komen allianties in aanmerking voor een ontheffing van het verbod in het EG-Verdrag op mededingingsbeperkende overeenkomsten. Om in aanmerking te komen voor een dergelijke ontheffing mag de mededinging op geen enkele particuliere markt uitgesloten worden, dienen de voordelen van de beperkende overeenkomst de consumenten ten goede te komen, en mag de alliantie niet restrictiever zijn dan nodig is om de vastgestelde voordelen te verwezenlijken. In elk van deze gevallen neemt de Commissie de nodige stappen om ofwel herstelmaatregelen op te leggen, ofwel de betrokkenen tot vrijwillige toezeggingen te brengen teneinde te waarborgen dat aan de voorwaardes voor ontheffing zal worden voldaan.

8. De Commissie neemt aan dat de richtlijn waarnaar verwezen wordt de Richtlijn van de Raad 90/314/EEC van 13 juni 1990 is betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten(4). Nationale bepalingen om deze richtlijn uit te voeren zijn door alle lidstaten aangemeld.

9. Er zijn de Commissie geen feiten bekend inzake het beschreven soort misbruik van verplichte insolventieverzekeringen. Mochten bewijzen voor dit soort misbruik aan het licht komen, dan zou dit reden tot zorg zijn voor de Commissie en de voor de uitvoering van de bewuste richtlijn verantwoordelijke lidstaat of lidstaten.

(1) Beschikking van de Commissie 1999/1973/EC British Airways, (2000), PB L 30 van 4.2.2000.

(2) Zie o.a. de Mededeling van de Commissie betreffende de alliantie tussen Lufthansa, SAS en United Airlines, (1998), PB C 239 van 30.7.1998.

(3) PB C 280 E van 3.10.2000.

(4) PB L 158 van 23.6.1990.