Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4080/00 van Ioannis Souladakis (PSE) aan de Commissie. Samenwerkingsovereenkomsten met de landen van Centraal-Azië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4080/00 van Ioannis Souladakis (PSE) aan de Commissie. Samenwerkingsovereenkomsten met de landen van Centraal-Azië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4080/00 van Ioannis Souladakis (PSE) aan de Commissie. Samenwerkingsovereenkomsten met de landen van Centraal-Azië.

Publicatieblad Nr. 174 E van 19/06/2001 blz. 0230 - 0231


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4080/00

van Ioannis Souladakis (PSE) aan de Commissie

(10 januari 2001)

Betreft: Samenwerkingsovereenkomsten met de landen van Centraal-Azië

Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie hoopten de landen van Centraal-Azië op economische en sociale ontwikkeling, maar vandaag, tien jaar na de afkondiging van hun onafhankelijkheid, zijn deze landen in een zware en uitzichtloze crisis gedompeld. In de New York Times verschenen onlangs berichten over de dalende curve van de economische indicatoren in deze landen, de toenemende corruptie en het gebrek aan investeringen, dat leidt tot hoge werkloosheidscijfers en armoede in grote lagen van de bevolking. De Europese Unie heeft een aantal jaren geleden samenwerkingsovereenkomsten gesloten met vijf landen van Centraal-Azië (Kazachstan, Turkmenistan, Tadzjikistan, Oezbekistan en Kirgizië), die tot doel hadden deze landen te helpen bij hun economische ontwikkeling.

Kan de Commissie momenteel beoordelen in welke mate deze overeenkomsten zijn uitgevoerd?

Is de Commissie van oordeel dat dit initiatief heeft bijgedragen tot de economische ontwikkeling van de landen van Centraal-Azië, en zo ja, in welke mate?

Vindt de Commissie dat deze overeenkomsten voor de toenadering tot en de hulp aan nieuwe landen een geslaagd model zijn geweest, dat in de toekomst ook kan worden toegepast voor andere gebieden die van belang zijn voor de Europese Unie?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(20 februari 2001)

De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met drie landen van Centraal-Azië, namelijk Kazakhstan, Kirgizstan en Oezbekistan, zijn op 1 juli 1999 in werking getreden. De in deze overeenkomsten vastgestelde overlegorganen (samenwerkingsraad, samenwerkingscomité met subcomités en parlementaire commissies) zijn alle opgericht en zijn één of meer keren bijeengekomen in Europa of in de betrokken landen. De tenuitvoerleggingsmechanismen (secretariaten) zijn thans operationeel. De vierde overeenkomst, met Turkmenistan, is nog niet geratificeerd en dus nog niet in werking getreden. Ook de tussentijdse overeenkomst met Turkmenistan wordt nog niet toegepast omdat het nationaal parlement zijn advies nog niet heeft uitgebracht.

De landen van Centraal-Azië hechten groot belang aan de betrekkingen met de Unie. Zij nemen steeds actief deel aan de bijeenkomsten. Hun delegaties worden aangevoerd door hoge politieke leiders (de minister-president, vice-premier of minister van buitenlandse zaken) en alle overheidsdiensten worden betrokken bij de voorbereiding van de bijeenkomsten, die bijgevolg de mogelijkheid bieden tot een belangrijke uitwisseling van informatie tussen de partijen. De landen van Centraal-Azië tonen in de eerste

plaats belangstelling voor de economische aspecten (handelsverkeer, buitenlandse investeringen, buitenlandse bijstand), omdat die voor hen het voeren van hun economisch beleid en de aanpassing van hun economie aan de nieuwe marktomstandigheden vergemakkelijken. De Unie is immers vaak de eerste handelspartner van deze landen, in sommige gevallen zelfs nog vóór de landen die uit de voormalige Sovjet-Unie zijn voortgekomen.

De overeenkomsten vertegenwoordigen een etappe in de bilaterale betrekkingen tussen de Unie en die landen. Zij weerspiegelen een historische context, namelijk de overgang van de toestand in de voormalige Sovjet-Unie naar onafhankelijke en moderne structuren. Zij situeren zich in een tijd van diepgaande wijzigingen in de samenleving van de betrokken landen, waarbij zich enerzijds een overgang voltrekt van een socialistische naar een markteconomie en anderzijds democratische regels worden vastgesteld (vrije verkiezingen, respect voor de mensenrechten, respect voor de suprematie van op democratische wijze goedgekeurde wetten enz.). Doordat die overeenkomsten meer in het bijzonder een politieke dialoog instellen, zijn ze op de hierboven beschreven omstandigheden afgestemd en bieden zij een overlegforum in landen die zich nog in volle overgang bevinden en waar talrijke hervormingen nog moeten worden voltooid of zelfs nog opgestart. De overeenkomsten zijn uitsluitend opgezet met het oog op de betrekkingen met de nieuwe onafhankelijke staten die uit de voormalige Sovjet-Unie zijn voortgekomen.