Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4125/00 van Glyn Ford (PSE) aan de Commissie. Waterstofcellen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4125/00 van Glyn Ford (PSE) aan de Commissie. Waterstofcellen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4125/00 van Glyn Ford (PSE) aan de Commissie. Waterstofcellen.

Publicatieblad Nr. 187 E van 03/07/2001 blz. 0141 - 0142


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4125/00

van Glyn Ford (PSE) aan de Commissie

(11 januari 2001)

Betreft: Waterstofcellen

Wat vindt de Commissie ervan als de verbrandingsmotor vervangen zou worden door waterstofcellen en is zij eventueel voornemens om dit project in de EU serieuze aandacht te geven?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(2 maart 2001)

Zoals de geachte afgevaardigde reeds aangeeft, wordt thans inderdaad nagegaan of het gebruik van waterstof in combinatie met brandstofcellen een oplossing kan zijn om in de toekomst de verbrandingsmotor te vervangen in de automobielindustrie of voor het opwekken van energie en de levering van warmte en/of elektriciteit in huizen, commerciële/zakelijke gebouwen en industrieën.

De Commissie erkent dat het gebruik van waterstof in combinatie met brandstofcellen voordelen zou kunnen bieden voor het milieu, en zou kunnen bijdragen aan de veiligheid van de energiebevoorrading. De grootteorde van deze voordelen hangt echter in grote mate af van de manier waarop de waterstof wordt geproduceerd, gedistribueerd, opgeslagen en gebruikt. Een groot aantal fabrikanten van apparatuur en voertuigen en oliemaatschappijen voert thans op dit gebied onderzoekprojecten uit een aantal daarvan concentreert zich op de ontwikkeling van brandstofcellen, andere op het rechtstreekse gebruik van waterstof als een mogelijke alternatieve brandstof.

In het vijfde kaderprogramma (KP5) voor onderzoek en ontwikkeling (1999-2002) wordt een groot deel van het programma niet-nucleaire energie (Energie) geconcentreerd op de ondersteuning van onderzoek, ontwikkeling en demonstratie (OTO) van waterstof, in het bijzonder in combinatie met het gebruik van brandstofcellen. De steun van de Gemeenschap in het kader van KP5 bedraagt nu reeds meer dan 59 miljoen, toegewezen aan OTO inzake brandstofcelsystemen, brandstofprocessoren, opslag van waterstof, voertuigen met aandrijving door brandstofcellen die worden gevoed met waterstof, en grote projecten op het gebied van warmte- en krachtopwekking en schoon stedelijk transport, met inbegrip van het gebruik van waterstof als een mogelijke brandstof in combinatie met brandstofcellen.

Het Energie-programma gaat door met het actief stimuleren van OTO-inspanningen op het gebied van brandstofcellen en waterstoftechnologie, alsmede sociaal-economische studies, prenormatief onderzoek voor de ontwikkeling van standaards en veiligheidsnormen, alsmede opleiding. Bij deze actie wordt ingegaan op brandstofcellen, omvormers en waterstoftechnologie die beogen de kosten te verlagen en tevens een lagere uitstoot van CO2 en andere vervuilende stoffen te bereiken. De OTO gaat in op componenten, systemen, geschiktheid voor meerdere brandstoffen (multifuel) en brandstofflexibiliteit. Op het gebied van vervoer wordt ingegaan op de keuze van brandstoffen met inbegrip van waterstof, met bijzondere nadruk op kosten, uitstoot, veiligheid en distributie-infrastructuur (pompstations).

Teneinde een Europese strategie op het gebied van alternatieve/hernieuwbare brandstoffen voor de vervoerssector te kunnen opzetten, is de Commissie ook van plan een studie te lanceren over mogelijke toekomstige concepten van technologie/brandstoffen voor voertuigen, voor- en nadelen van die verschillende concepten en mogelijke langetermijn- en middellange-termijninvoeringsstrategieën. Naar verwachting zal het gebruik van waterstof in de ontwikkeling van brandstofceltechnologie een centraal aandachtspunt van deze studie zijn, hoewel zij niet zal worden beperkt tot dit soort brandstof. Er zijn besprekingen gepland met de lidstaten en met niet-gouvernementele organisaties over mogelijke acties op communautair niveau. Bij deze discussie zal uiteraard worden ingegaan op een eventuele ondersteuning van de lopende en nieuwe lokale activiteiten.