Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0867/00 van Michael Cashman (PSE) aan de Commissie. Charterschepen in de Griekse wateren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0867/00 van Michael Cashman (PSE) aan de Commissie. Charterschepen in de Griekse wateren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0867/00

van Michael Cashman (PSE) aan de Commissie

(16 maart 2000)

Betreft: Charterschepen in de Griekse wateren

Naar ik heb begrepen heeft Griekenland, overeenkomstig artikel 6, lid 3 van Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad(1), een uitzondering op deze verordening verkregen tot 1 januari 2004.

Betekent dit dat Griekenland het recht heeft charterschepen alleen in de Griekse wateren toe te laten als ze in Griekenland zijn geregistreerd (d.w.z. onder Griekse vlag varen) en de schipper een Griek is?

(1) PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7.

Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie

(10 april 2000)

Voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) geldt voor Griekenland tot 1 januari 2004 een vrijstelling voor twee cabotagesectoren in het zeevervoer, namelijk de sector van geregelde passagiers- en veerdiensten en die van diensten met schepen van minder dan 650 bruto ton (bt) voor eilandcabotage.

Dit betekent dat de Griekse autoriteiten dergelijke diensten mogen voorbehouden aan in Griekenland geregistreerde schepen die onder Griekse vlag varen. Charterschepen van minder dan 650 bt die in andere lidstaten geregistreerd zijn en onder de vlag van een andere lidstaat varen, mogen derhalve tot voornoemde datum van de Griekse eilandcabotage worden uitgesloten.

Wat betreft de eis dat de kapitein de Griekse nationaliteit moet hebben, is de Commissie van oordeel dat dit niet onverenigbaar is met de communautaire wetgeving. Aangezien de kapitein van het schip aan boord soevereine bevoegdheden uitoefent (bijvoorbeeld op het gebied van het onderzoek van aan boord begane misdaden, het naleven van de discipline of de burgerlijke staat van de passagiers), is de Commissie immers van oordeel dat dit punt onder de afwijking van artikel 39, lid 3 (ex-artikel 48), van het EG-Verdrag valt (cf. opmerkingen van de Commissie in de zaak Commissie/Frankrijk, C-334/94 (arrest van 7 maart 1996)).