Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1325/00 van Caroline Lucas (Verts/ALE) aan de Commissie. Industriële veeteelt.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1325/00 van Caroline Lucas (Verts/ALE) aan de Commissie. Industriële veeteelt.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1325/00

van Caroline Lucas (Verts/ALE) aan de Commissie

(17 april 2000)

Betreft: Industriële veeteelt

Sommige ontwikkelingslanden hebben reeds industriële veeteeltmethoden ingevoerd en andere zullen dat waarschijnlijk binnenkort doen. Dergelijke methoden zijn niet alleen schadelijk voor het welzijn der dieren, maar vormen ook een ernstige bedreiging voor milieu, menselijke gezondheid en vermindering van de armoede in de ontwikkelingslanden.

Welke maatregelen neemt de Commissie thans, teneinde de ontwikkelingslanden er toe aan te moedigen geen industriële veeteelt in te voeren. Komt het ten andere ooit voor, dat de Gemeenschap projecten, waarbij industriële veeteelt in ontwikkelingslanden ingevoerd of bevorderd wordt, financieel steunt?

Antwoord van de heer Nielson namens de Commissie

(16 juni 2000)

De Commissie is zich bewust van de potentiële gevolgen van de industrialisering van de veeteelt, vooral in stadsrandgebieden. In de ontwikkelingslanden verandert de veeteelt dramatisch. Bevolkingsgroei, inkomensstijgingen en toenemende verstedelijking zullen, zo wordt verwacht, leiden tot een verdriedubbeling van de vraag tussen nu en 2030, terwijl de wereldbevolking in deze periode waarschijnlijk zal verdubbelen. Deze stijging van de vraag zal naar verwachting resulteren in aanzienlijke veranderingen in de structuur van de veeteelt, die een beroep zal moeten doen op intensievere productiemethoden. Dit heeft op zijn beurt de nodige gevolgen voor de natuurlijke hulpbronnen, als de intensivering niet plaatsvindt in een passend technologisch en beleidskader. Op dit moment voltrekt deze ontwikkeling zich grotendeels in een politiek en institutioneel vacuüm.

De onlangs voltooide, door verschillende donoren verrichte studie interactie tussen veeteelt en milieu (gedeeltelijk gefinancierd door de Gemeenschap) biedt een grondige analyse van de belangrijkste aspecten van de interactie tussen de veeteelt en de natuurlijke hulpbronnen. De conclusie van deze studie luidt dat de industrialisering van de veeteelt en de verwerking van dierlijke producten in een groot aantal ontwikkelingslanden om verschillende redenen zorgwekkend is. Ten eerste brengt de industriële veeteelt aanzienlijk minder op dan hetzelfde outputvolume in kleine landbouwbedrijven. De voordelen op het niveau van de productie zijn gering. Goedkope dierlijke proteïnen zijn weliswaar gunstig voor arme consumenten, maar over het algemeen zijn de armoede- en gelijkheidseffecten van de veeteelt grotendeels negatief. Wat de landbouwontwikkeling betreft, neemt de industrialisering van de veeteelt de belangrijkste groeistimulans weg in gebieden met voornamelijk kleine bedrijven. In sectoren die zich bezig houden met de oogst of daaropvolgende fasen, worden evenwel talloze nieuwe banen gecreëerd, bijvoorbeeld in abattoirs, zuivelfabrieken, alsmede in de voedselverwerking en de detailhandel. Ten tweede is de industriële veeteelt minder sterk gericht op het platteland; dit draagt ertoe bij dat de bedrijven geconcentreerd zijn in stadsrandgebieden en stedelijke gebieden, waardoor massaal en in toenemende mate schade wordt berokkend aan het milieu. Recycling van voedingsstoffen, als voorheen op het landbouwbedrijf, komt niet meer voor. Voedingsstoffen worden op een te klein oppervlak bijeengebracht en vaak onbehandeld geloosd op open water. Ten derde zijn enkele ziekten nauw geassocieerd met de intensivering. Een groot aantal hiervan vormt een bedreiging voor de volksgezondheid; industriële en intensieve vormen van dierlijke productie kunnen een broedplaats zijn voor opkomende ziekten (nippah, BSE, vogelpest) met onbekende gevolgen. De volksgezondheid wordt eveneens bedreigd door andere voedselveiligheidsproblemen in verband met de veeteelt, zoals blijkt uit het recente dioxineschandaal in Europa, antibioticaresistentie en andere vraagstukken in verband met residuen. Tenslotte zijn het gebrek aan wetgeving op het gebied van dierlijk welzijn (of de handhaving van die wetgeving), het bestaan van geconcentreerde automatische fokbatterijen, ongeschikte transport- en slachtfaciliteiten en het gebrek aan kennis over het dierlijk welzijn onderwerpen die steeds meer zorgen baren.

Deze analyse moet verder worden ontwikkeld en leiden tot een nieuwe aanpak en nieuwe instrumenten. Met het oog hierop werkt de Commissie, in het kader van het internationale Lead-initiatief (veeteelt, milieu en ontwikkeling), aan een studie in Azië en Latijns-Amerika om besluitvormers de beschikking te geven over instrumenten voor vanuit milieuoogpunt duurzame en rechtvaardige vormen van veeteeltontwikkeling. Tot de belangrijkste resultaten die worden verwacht, behoren in de eerste plaats een brede

analyse van de veranderingen in de veeteeltsector, ten tweede specifieke aanbevelingen voor de aanpak van het openbaar welzijn en strategische richtlijnen voor onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot vraagstukken op het gebied van veeteelt, milieu, armoede, gelijkheid en dierlijk welzijn, alsmede volksgezondheid; het doel hiervan is met name de totstandkoming van ontwikkelingsstrategieën voor het positioneren van de veeteelt in het ontwikkelingsproces, te gebruiken door onderzoeksinstellingen, ontwikkelingsbureaus, particuliere en publieke financieringsinstellingen, en ten derde het gebruik van de projectresultaten door beleidsmakers en besluitvormers, een taak van het virtuele centrum voor onderzoek en ontwikkeling (een integrerend onderdeel van het Lead-initiatief). De Commissie heeft de nodige documenten opgesteld en werkt thans aan een voorstel voor een studie naar de financiering van verschillende interne financiële instrumenten (begrotingslijnen milieu of Ala-Meda). Naar verwachting zal deze studie een origineel en innovatief instrument bieden voor beleidsmakers en besluitvormers bij het kiezen van nationale prioriteiten en strategieën, terwijl het donors in staat moet stellen hun steun beter te richten.

De Gemeenschap verleent geen steun voor de totstandkoming of bevordering van de industriële veeteelt in ontwikkelingslanden. Het voortouw in de industriële veeteelt wordt in een groot aantal gevallen genomen door de particuliere sector, terwijl de Gemeenschap zich in de eerste plaats richt op de verlening van steun aan arme, kleinschalige landbouwbedrijven.