SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1398/00 van Elisabeth Schroedter (Verts/ALE) aan de Commissie. Schriftelijke vraag E-1510/99 van 1 september 1999: Overmatig gebruik van Europese Structuurfondsen voor wegenaanleg in de vijf nieuwe Duitse deelstaten en Oost-Berlijn (Doelstelling 1 - gebied van de Bondsrepubliek Duitsland).
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1398/00 van Elisabeth Schroedter (Verts/ALE) aan de Commissie. Schriftelijke vraag E-1510/99 van 1 september 1999: Overmatig gebruik van Europese Structuurfondsen voor wegenaanleg in de vijf nieuwe Duitse deelstaten en Oost-Berlijn (Doelstelling 1 - gebied van de Bondsrepubliek Duitsland).
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1398/00
van Elisabeth Schroedter (Verts/ALE) aan de Commissie
(4 mei 2000)
Betreft: Schriftelijke vraag E-1510/99 van 1 september 1999: Overmatig gebruik van Europese Structuurfondsen voor wegenaanleg in de vijf nieuwe Duitse deelstaten en Oost-Berlijn (Doelstelling 1 gebied van de Bondsrepubliek Duitsland)
De Commissie heeft deze vraag tot dusverre nog niet beantwoord! In een voorlopige reactie van 7 oktober 1999(1) heeft de Commissie toegezegd na indiening van het regionaal plan de vraag te beantwoorden. Het regionaal plan is eind 1999 bij de Commissie ingediend. Tot dusverre heb ik nog geen antwoord ontvangen!
Hierna volgt nog een keer de vraag: de regering van de Bondsrepubliek Duitsland heeft besloten dat uit de structuurfondsen voor de nieuwe deelstaten het aanzienlijke bedrag van 3,4 miljard DM aan EFRO-gelden ten goede dient te komen aan de fundamentele infrastructuur, waarbij 2/3 deel voor het langeafstandsvervoer over de weg en slechts 1/3 deel voor het railvervoer bestemd is. Dit is in strijd met de volgende, voor de structuurfondsen vastgestelde beginselen, die ook het Europees Parlement als wezenlijk beschouwt:
- het doel van een harmonisch uitgebalanceerde en duurzame ontwikkeling;
- het doel van de ontwikkeling van de werkgelegenheid;
- het doel van de bescherming en verbetering van het milieu;
- de eis naar evenwichtigheid tussen de verschillende wijzen van vervoer te streven;
- de eis rekening te houden met lokale vervoerssytemen, vooral met netwerken voor openbaar vervoer;
- de eis over te schakelen op duurzame vervoersvormen om te voldoen aan de toezegging aan de Gemeenschap de emissies van broeikasgassen te verminderen;
- het partnerschapsbeginsel, op grond waarvan de lokale en regionale publiekrechtelijke lichamen alsmede de partners op sociaal terrein en milieugebied bij de beslissingen voor de programmaplanning moeten worden ingeschakeld;
- het beginsel dat er sprake moet zijn van een aanvullend karakter, dat wil zeggen dat de structuurfondsen niet mogen worden gebruikt voor het opvullen van de gaten in de nationale begroting.
1. Zal het volgens de Commissie mogelijk zijn toestemming te krijgen voor een ontwikkelingsplan dat het doelstelling 1-gebied in Duitsland, zoals het zich nu laat aanzien, zo veel tekort doet?
2. Zo neen, welke vertragingen in de planning zijn dan voor de algehele planning in het gebied van doelstelling 1 te verwachten?
3. Hoe beoordeelt de Commissie het aanzienlijke aandeel aan nieuwbouwprojecten voor een fundamentele infrastructuur, als in de tussentijdse evaluatie voor de deelstaat Brandenburg wordt gesproken over kwalitatief goede voorzieningen op het gebied van wegen en spoorwegtrajecten, maar in tegenstelling daarmee ook over een sterke teruggang van de werkgelegenheid?
4. Hoe is het oordeel van de Commissie over de vraag of men zich aan Europese beginselen houdt als de EFRO-middelen worden gebruikt voor wegenaanlegprojecten die neerkomen op een ernstige ingreep in natuurlijk milieu dat bescherming verdient en projecten waartegen aanzienlijke tegenstand bestaat van de betrokken bevolking?
5. Welke concrete stappen zal de Commissie ondernemen om van de regering van de Duitse Bondsrepubliek te verlangen dat zij zich aan de beginselen houdt die voor de verordening Structuurfondsen gelden?
(1) PB C 170 E van 20.6.2000, blz. 27.
Antwoord van de heer Barnier namens de Commissie
(13 juni 2000)
Het communautair bestek (CB) voor doelstelling 1-gebieden in de Bondsrepubliek Duitsland, dat de Commissie binnenkort zal goedkeuren, vermeldt dat bij vervoerinfrastructuur bijzondere aandacht zal uitgaan naar doeltreffendheid, evenwicht tussen verschillende wijzen van vervoer, duurzaamheid en bereikbaarheid.
Het aandeel van de middelen uit de Structuurfondsen dat in Brandenburg aan doelstelling 2 Infrastructuur wordt toegewezen (24 %), komt overeen met de toewijzingen voor de infrastructuur in andere deelstaten, die variëren van 16 % tot 33 %. Bovendien omvat doelstelling 2 niet alleen vervoerinfrastructuur, maar ook economische infrastructuur (bv. industrieterreinen), infrastructuur voor onderzoek en ontwikkeling (O&O), opleidingsinfrastructuur, en stedelijke of plaatselijke infrastructuur. De steun voor vervoerinfrastructuur in Brandenburg zal niet zozeer worden toegespitst op de aanleg van nieuwe voorzieningen, maar veeleer op kwaliteitsverbetering en op de aansluiting van Brandenburg op Trans-Europese netwerken, eveneens een communautaire prioriteit.
Naleving van het beginsel van duurzame ontwikkeling is als algemeen horizontaal beginsel in het CB opgenomen en deze regel zal daarom worden toegepast op alle in het kader van het CB goedgekeurde operationele programma's. In het bestek staan ook de termijnen waarbinnen de Duitse autoriteiten hun voorstellen voor de vaststelling van Natura 2000-gebieden moeten indienen. Maatregelen met mogelijk negatieve gevolgen voor gebieden die worden beschermd door Natura 2000, worden nadrukkelijk uitgesloten van bijstandverlening uit de Structuurfondsen.
De Duitse autoriteiten verbinden zich er uitdrukkelijk toe alle nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat de EU-wetgeving inzake milieu en duurzame ontwikkeling in acht worden genomen. Het gaat daarbij met name om de richtlijnen inzake milieu-effectbeoordeling.
Ieder besluit van de Commissie over bijstandsverlening uit de Structuurfondsen wordt genomen op grond van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(1). Deze verordening bevat ook bepalingen inzake regels en procedures die ervoor moeten zorgen dat de verordening wordt nageleefd.
(1) PB L 161 van 26.6.1999.