Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1619/00 van Jan Mulder (ELDR) aan de Commissie. Geld voor verlaging van het nitraatgehalte.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1619/00 van Jan Mulder (ELDR) aan de Commissie. Geld voor verlaging van het nitraatgehalte.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1619/00

van Jan Mulder (ELDR) aan de Commissie

(29 mei 2000)

Betreft: Geld voor verlaging van het nitraatgehalte

De begrotingsautoriteit heeft in de begroting van 2000 op begrotingslijn B1-4050 (Milieumaatregelen in de landbouw) een bedrag van 220 miljoen gereserveerd voor de financiering van stimuleringsmaatregelen ter verlaging van het nitraatgehalte beneden de wettelijke norm.

Tot op heden zijn nog geen bedragen voor dit doel gecommitteerd of uitbetaald.

1. Kan de Commissie aangeven waarom tot op heden geen uitvoering is gegeven aan de uitdrukkelijke wens van de begrotingsautoriteit?

2. Is de Commissie van mening dat de uitdrukkelijke wens van de begrotingsautoriteit om door middel van deze kredieten in te spelen op actuele ontwikkelingen in de lidstaten kan worden genegeerd?

3. Welke voorstellen zal de Commissie doen om alsnog vastlegging en uitbetaling van deze gelden voor dit doel mogelijk te maken? Op welke termijn zijn deze voorstellen te verwachten?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(13 juli 2000)

Zoals het geachte parlementslid vermeldt, is begrotingspost B1-4050 inderdaad bestemd voor de medefinanciering van door de lidstaten en regio's uitgevoerde maatregelen om de landbouwers ertoe aan te zetten op milieubescherming en natuurbehoud gerichte landbouwproductiemethoden toe te passen overeenkomstig van de artikelen 22 tot en met 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen(1) en de artikelen 12 tot en met 20 van Verordening (EG) nr. 1750/1999 van de Commissie van 23 juli 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999(2). Deze milieumaatregelen in de landbouw zijn de enige die de lidstaten in de programma's voor plattelandsontwikkeling moeten opnemen. Rekening houdend met het in de basisverordeningen gehuldigde subsidiariteitsbeginsel, zijn de lidstaten echter niet verplicht een maatregel om de verlaging van het nitraatgehalte beneden de wettelijke norm in de door hen ingediende plattelandsontwikkelingsprogramma's op te nemen. Eerst wanneer dat wel het geval is, kan de maatregel worden uitgevoerd.

1. De Commissie onderzoekt momenteel de haar door de lidstaten ter goedkeuring voorgelegde plattelandsontwikkelingsprogramma's voor de periode 2000-2006. Pas na de goedkeuring hiervan zullen de kredieten van hoofdstuk B1-40 worden gebruikt om de uitgaven voor de verschillende plattelandsontwikkelingsmaatregelen mee te helpen bekostigen. Aangezien voor het ogenblik geen enkel programma is goedgekeurd, konden de betrokken middelen nog niet worden aangewend.

2. Het onderzoek van de meeste door de lidstaten ter goedkeuring voorgelegde programma's is meestal ver gevorderd. Ongeveer 70 programma's hebben betrekking op een dergelijke maatregel. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de lidstaten, zonder de goedkeuring van het programma door de Commissie af te wachten, overeenkomsten met het oog op de uitvoering van agromilieumaatregelen met de landbouwers kunnen sluiten. Na de ontvangst van het programma door de Commissie mogen zij zelfs al

beginnen met de uitbetaling van de steunbedragen die verband houden met deze overeenkomsten, met dien verstande dat deze eerst na de goedkeuring van de programma's door de Gemeenschap vergoed kunnen worden. Bijgevolg zijn er voor die betrokken maatregel waarschijnlijk reeds uitgaven gedaan, maar die kunnen nog niet in de boekhouding van de Commissie worden aangetroffen.

3. Volgens de Commissie biedt het huidige wettelijke kader de mogelijkheid de plattelandsontwikkelingsprogramma's binnenkort goed te keuren en derhalve de op de begroting uitgetrokken middelen te besteden, zonder dat daartoe nieuwe voorstellen noodzakelijk zijn.

(1) PB L 160 van 26.6.1999.

(2) PB L 214 van 13.8.1999.