SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1706/00 van Christa Randzio-Plath (PSE) aan de Commissie. Verplaatsing van werkgelegenheid als gevolg van subsidiëring.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1706/00 van Christa Randzio-Plath (PSE) aan de Commissie. Verplaatsing van werkgelegenheid als gevolg van subsidiëring.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1706/00
van Christa Randzio-Plath (PSE) aan de Commissie
(18 mei 2000)
Betreft: Verplaatsing van werkgelegenheid als gevolg van subsidiëring
Een voor de stimulering van de regionale economie kenmerkende doelstelling is de idee dat structurele vernieuwing en het daaruit voortvloeiende verlies aan werkgelegenheid gepaard moeten gaan
met maatregelen van overheidswege. Te constateren valt echter dat bedrijven naar steungebieden verhuizen in plaats van hun bedrijvigheid in de oorspronkelijke plaats van vestiging te handhaven of uit te breiden. Het weglokken van bedrijven door steungebieden druist in tegen het kernbeginsel van stimulernig van de regionale economie. Een nóg grotere nasleep van de toekenning van steunmiddelen valt te vrezen als in het kader van de toetreding van de Oost-Europese kandidaat-landen tot de EU deze eveneens door de EU worden gesubsidieerd. Hoe denkt de Europese Commissie aan dit probleem het hoofd te kunnen bieden? In hoeverre wordt bij het toestaan van uitzonderingen op het subsidiëringsverbod rekening gehouden met de vraag of de gesubsidieerde verplaatsing van werkgelegenheid bij gelijktijdig verlies van werkgelegenheid op de oorspronkelijke plaats van vestiging eigenlijk wel voor subsidiëring in aanmerking kan komen?
Antwoord van de heer Barnier namens de Commissie
(19 juni 2000)
Het vraagstuk dat het geachte parlementslid aan de orde stelt, is de Commissie goed bekend en zij heeft zich daar de afgelopen jaren diverse malen over uitgesproken(1).
Het recht van ondernemingen in de Gemeenschap om een geografische locatie te kiezen die aan hun specifieke behoeften beantwoordt, wordt gewaarborgd door het in het EG-Verdrag neergelegde recht van vrije vestiging. Iedere beslissing om een bestaande vestiging naar een andere plaats over te brengen, is een ingewikkelde kwestie waarbij vele factoren meewegen, zoals de bredere strategie van ondernemingen om hun activiteiten te herstructureren, te specialiseren of te concentreren ten behoeve van een betere efficiency.
Voor de Gemeenschap is er echter een bijzonder belang als een onderneming die wordt verplaatst op de huidige of toekomstige locatie uit overheidsmiddelen wordt gesteund. Bij de beoordeling van individuele gevallen houdt de Commissie rekening met alle omstandigheden, ook dat de onderneming zich buiten de Gemeenschap kan vestigen of het bedrijf kan sluiten.
Het succes van de interne markt hangt in belangrijke mate af van communautaire mededingingsregels, met name de regels inzake overheidssteun, die bedoeld zijn om verstoring van de markt te voorkomen en eerlijke mededinging te bevorderen. De Commissie heeft in de onlangs goedgekeurde regels inzake overheidssteun en de Structuurfondsen specifieke bepalingen opgenomen om mogelijke problemen in verband met de verplaatsing van bedrijven aan te pakken. Meer bepaald zijn in de richtsnoeren van de Commissie de toegestane niveaus van steunverlening voor investeringen in officieel aangemelde steungebieden verlaagd. De nieuwe steunverleningsniveaus proberen minder begunstigde regio's in staat te stellen mobiele, nieuwe investeringen met behulp van stimulansen aan te trekken, terwijl de verlaging naar verwachting tegelijk de kans zal verkleinen dat regio's tegen elkaar zullen opbieden. Bovendien is zowel in de richtsnoeren als in de Structuurfondsenverordening (Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(2)) nu de voorwaarde opgenomen dat een gesubsidieerde investering minimaal vijf jaar ter plaatse moet blijven bestaan.
Deze bij het lidmaatschap behorende rechten en plichten zullen na de toetreding ook gelden voor de nieuwe lidstaten.
De Commissie schenkt, ten slotte, bijzondere aandacht aan grote projecten, aangezien zij bijstandsverlening uit de Structuurfondsen voor dergelijke projecten (investeringsniveau van 50 miljoen of hoger) individueel dient te bevestigen of aan te passen. Bij haar analyse wordt onder meer gekeken naar de effecten van dergelijke projecten voor de werkgelegenheid op het niveau van de Gemeenschap.
(1) Zie onder meer de antwoorden van de Commissie op de schriftelijke vragen E-1396/99, E-1446/99 en P-1805/99.
(2) PB L 161 van 26.6.1999.