Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2044/00 van Ilda Figueiredo (GUE/NGL) aan de Commissie. Onderhandelingen visserijovereenkomst EU-Groenland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2044/00 van Ilda Figueiredo (GUE/NGL) aan de Commissie. Onderhandelingen visserijovereenkomst EU-Groenland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2044/00

van Ilda Figueiredo (GUE/NGL) aan de Commissie

(16 juni 2000)

Betreft: Onderhandelingen visserijovereenkomst EU-Groenland

De Portugese vloot voor de verre zeevisserij is sinds het begin van de jaren '90 op dramatische wijze gekrompen. Van de 52 fabrieksschepen die het land in 1990 rijk was, zijn er nog maar 14 over. Deze daling is vooral te wijten aan een gebrek aan quota, die noodzakelijk zijn om dit segment van de vloot rendabel te maken. De situatie heeft ernstige gevolgen voor de werkgelegenheid, de verwerkende industrie en de van de visserij afhankelijke regio's. Portugal dient tegenwoordig jaarlijks voor ongeveer 150 miljard escudo's aan vis in te voeren. Aangezien een fabrieksschip om rendabel te zijn minimaal 2000 ton vis per jaar moet vangen, Portugal echter slechts over een quotum van 16 000 ton beschikt (NAFO, Irminger Sea, Noorwegen en Svalbard), moet worden geconcludeerd dat er nog eens 12 000 ton benodigd zijn om de bestaande vloot te kunnen handhaven.

Portugal heeft sinds de jaren '30 altijd in de Groenlandse wateren gevist. Na de toetreding tot de EG is deze situatie veranderd door de in 1985 ondertekende visserijovereenkomst EU-Groenland. In deze visserijovereenkomst, de op één na duurste die de EG ooit heeft gesloten, is vastgelegd dat de EU 140 000 ton vis mag vangen, waarvan er 112 000 ton zijn toegekend aan Duitsland (80 %), en de resterende aan het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Frankrijk. Dit is des te ernstiger wanneer men bedenkt dat Duitsland niet over de capaciteiten beschikt om zijn quotum te exploiteren, waardoor de toegekende visbestanden slechts voor ongeveer 12 % worden benut. Groenland wordt hierdoor in staat gesteld de niet-gebruikte quota aan niet-communautaire landen te verkopen.

De visserijovereenkomst EU-Groenland loopt eind dit jaar af en hierover zal opnieuw worden onderhandeld. Is de Commissie tegen deze achtergrond en gezien de besluiten van de Raad Visserij (van 30 oktober 1997) om met name maatregelen te nemen die het mogelijk maken niet-benutte quota van een lidstaat over te dragen aan een andere niet van mening dat de verdeling van de quota in het kader van deze overeenkomst zou moeten worden herzien teneinde een volledige benutting van de quota en een betere kosten-batenrelatie te waarborgen? Is de Commissie voornemens de Portugese vissersvloot een quotum toe te kennen teneinde de verre zeevisserij in dit land te kunnen handhaven? Wat is de huidige stand van de onderhandelingen?

Gecombineerd Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie op de schritftelijke vragen P-2042/00 en P-2044/00

(10 juli 2000)

De interne verdeling over de lidstaten van vangstmogelijkheden in het kader van een visserijovereenkomst is geen kwestie waarover met het derde land wordt onderhandeld, maar een intern probleem dat binnen de Gemeenschap moet worden opgelost.

In het algemeen gesproken, vindt de Commissie dat vangstquota in wateren van derde landen die beschikbaar zijn in het kader van een visserijovereenkomst, op een rationele en optimale manier moeten worden gebruikt en dat, onverminderd het beginsel van relatieve stabiliteit, passende mechanismen dienen te worden opgezet voor de overdracht van ongebruikte of onderbenutte vangstmogelijkheden aan andere belangstellende lidstaten.

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 13 oktober 1992(1) voor recht verklaard dat in het kader van het beginsel van relatieve stabiliteit onderbenutting op zichzelf nog geen geldige reden is om de betrokken vangstquota aan andere belangstellende lidstaten toe te wijzen. Voorts heeft het Hof verklaard dat, doordat Portugal bij de Toetredingsakte van 1995 het acquis communautaire heeft aanvaard, dit land zich niet op vroegere visserijtradities in Groenlandse wateren kan beroepen om een herverdeling te verlangen van vangstquota die zijn toegewezen volgens het beginsel van relatieve stabiliteit.

Het is de Commissie bekend dat de Portugese autoriteiten nog steeds een herverdeling van de vangstquota in de Groenlandse wateren bewerkstelligd zouden willen zien. In het recente verleden is echter geen formeel verzoek ontvangen.

Aangezien de visserijovereenkomst tussen de Gemeenschap en Groenland uit 1985 niet zal verstrijken, zullen de komende onderhandelingen worden toegespitst op een vierde visserijprotocol dat zal gelden voor de periode 2001-2006. De Commissie verwacht in de komende weken te kunnen komen met een aanbeveling voor een besluit van de Raad waarbij toestemming wordt verleend voor het openen van onderhandelingen over een vierde visserijprotocol. De Commissie zal te zijner tijd, na de afsluiting van die onderhandelingen, aan de Raad een voorstel tot goedkeuring van het beoogde vierde protocol doen toekomen.

(1) Zaak C-63/90, Portugal tegen Raad.