SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2528/00 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Inkrimping van de hulpprogramma's voor minstbedeelden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2528/00 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Inkrimping van de hulpprogramma's voor minstbedeelden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2528/00
van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie
(25 juli 2000)
Betreft: Inkrimping van de hulpprogramma's voor minstbedeelden
Het hulpprogramma voor minstbedeelden, de zogenaamde voedselbanken, heeft blijkens een recente ADE-studie (Aide à la Décision Economique Hulp aan de economische beslissing) zijn nut bewezen in de strijd tegen de armoede in Europa.
Een inkrimping van het programma zou ertoe leiden dat de erkende caritatieve organisaties in de vijftien EU-lidstaten niet langer kunnen beschikken over de gewenste hoeveelheden vlees, melkproducten en granen voor de minstbedeelden. In het licht van Agenda 2000 is de vrees van de betrokken organisaties voor een eventuele inkrimping gegrond. Om een duurzame werking van de voedselbanken in de toekomst te waarborgen moet de Commissie zo snel mogelijk klaarheid scheppen in dit dossier.
1. Is de Commissie van plan het totaalbudget van de hulpprogramma's voor minstbedeelden in te krimpen? Zo ja, op welke wijze wil de Commissie deze inkrimping doorvoeren? Welke argumenten schuift de Commissie naar voren om deze beslissing te rechtvaardigen, gezien de onmiskenbaar positieve effecten van de hulpprogramma's in de strijd tegen de armoede in Europa (ADE-studie)? Hoe verzoent de Commissie haar doelstellingen in de strijd tegen de armoede met de inkrimping van het budget voor de voedselbanken?
2. Is de Commissie bereid het amendement van 1995 in de toekomst toe te passen teneinde de lidstaten toe te laten hun interventiestocks aan te passen met de voor de hulpprogramma's noodzakelijke producten, en dit overeenkomstig het reglement? Zo neen, waarom weigert de Commissie het amendement van 1995 toe te passen, gezien het belang ervan voor de duurzame werking van de voedselbanken?
3. Welke alternatieve voorstellen heeft de Commissie om ervoor te zorgen dat de huidige werking van de hulpprogramma's voor minstbedeelden kunnen beschikken over verhoudingsgewijs dezelfde hoeveelheden vlees, melkproducten en granen? Waarom beschikt de Commissie niet over alternatieve voorstellen, gezien de onmiskenbaar positieve effecten van de hulpprogramma's in de strijd tegen de armoede in Europa (ADE-studie)?
Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie
(27 september 2000)
1. Sinds 1988, toen het eerste jaarplan voor behoeftigen in de Gemeenschap werd uitgevoerd, zijn de voor deze maatregel uitgetrokken begrotingsmiddelen geleidelijk verhoogd van 100 tot 200 miljoen. De steun wordt sinds 1995 op dat niveau gehandhaafd. In het voorontwerp van begroting dat de Commissie bij de Begrotingsautoriteit heeft ingediend, wordt voorgesteld om in het begrotingsjaar 2001 voor de maatregel 200 miljoen toe te kennen.
2. Omdat de Commissie de maatregel wil uitvoeren in voor de begunstigde charitatieve organisaties optimale omstandigheden, heeft zij in 1995 haar Verordening (EEG) nr. 3149/92 van 29 oktober 1992 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap(1), zo gewijzigd dat een product dat op grond van de communautaire wetgeving voor interventie kan worden opgeslagen maar tijdelijk niet in voorraad is, toch kan worden geleverd. Sinds 1996 heeft de Commissie nooit geaarzeld van deze voorziening gebruik te maken als dat gezien de omstandigheden mogelijk was. De Commissie is niet voornemens deze bepaling in te trekken of ze in de toekomst niet meer toe te passen.
Toen het jaarplan voor 2000 eind 1999 in het beheerscomité werd besproken, hebben bepaalde delegaties gevraagd of de Commissie die bepaling ook zou toepassen voor rundvlees, waarvan er geen interventievoorraden meer zijn sinds de Commissie een aantal grote openbare inschrijvingen heeft gehouden en de marktordening voor dat product hervormd is. De Commissie heeft erop gewezen dat wegens de hervorming van de marktordening het ontbreken van interventievoorraden van rundvlees voortaan een vast gegeven is, en dat dus de in 1995 in Verordening (EEG) nr. 3149/92 aangebrachte wijziging niet kan gelden voor rundvlees. De ontwikkeling van de voorraden in de loop van het jaar bewijst overigens dat de Commissie het bij het rechte eind had.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat Verordening (EEG) nr. 3149/92 een onderdeel is van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. En dat, zoals in de door het geachte parlementslid vermelde ADE-studie wordt onderstreept, de maatregel de mogelijkheid biedt om interventievoorraden van producten van communautaire oorsprong waarvan er een overschot bestaat, af te zetten en de afzet te combineren met een sociaal oogmerk, namelijk uitdeling aan de minstbedeelden in de Gemeenschap (Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap(2)).
Als een product, in dit geval rundvlees, definitief uit de voorraden verdwijnt, of het niet of niet meer voor interventie in aanmerking komt, kunnen de voor dat product bestemde kredieten worden toegewezen voor andere producten waarvan dan grotere hoeveelheden beschikbaar kunnen worden gesteld. De andere voorzieningsbronnen die de organisaties zijn blijven gebruiken, naast die in het kader van deze regeling hoeven dan minder te worden aangesproken voor de bovenbedoelde andere producten waarvan grotere hoeveelheden beschikbaar zijn in de interventiebureaus, en kunnen meer worden aangesproken voor producten die niet of niet meer beschikbaar zijn in het kader van Verordening (EEG) nr. 3149/92.
3. Er zij met nadruk op gewezen dat de in het kader van deze maatregel beschikbare producten, ter beschikking worden gesteld van organisaties die in de lidstaten reeds bestonden en actief waren vóór de inwerkingtreding van dit programma, en er dus niet afhankelijk van zijn. Deze bron van gratis aanschaf van levensmiddelen is er één naast de andere voorzieningsbronnen waarover de begunstigde charitatieve organisaties beschikken, en levert over het algemeen ongeveer 25 % van het totaal van de leveringen.
Andere initiatieven voor de strijd tegen de armoede in Europa bestaan reeds of kunnen worden overwogen op communautair niveau, in het kader van de verdragen en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Zo heeft de Commissie onlangs bij de Raad en het Parlement een voorstel ingediend voor een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting(3). Als dit programma eenmaal is goedgekeurd, zal de Gemeenschap samen met de lidstaten het armoedevraagstuk en de sociale uitsluiting op de verschillende terreinen waar die problemen zich voordoen, kunnen aanpakken en zal het programma bijdragen tot de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen die naar verwachting op de Europese Raad in Nice in december 2000 zullen worden vastgesteld.
(1) PB L 313 van 30.10.1992.
(2) PB L 352 van 15.12.1987.
(3) COM(2000) 368 def.