Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2573/00 van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Raad. Servische kloosters in Kosovo.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2573/00 van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Raad. Servische kloosters in Kosovo.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2573/00

van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Raad

(1 september 2000)

Betreft: Servische kloosters in Kosovo

In het gedeelte van Kosovo waar Italiaanse troepen gelegerd zijn, staan tweeëntwintig orthodoxe kloosters en kerken waarin de Servische gemeenschappen op het moment van hun verdrijving alle kadastrale documenten hadden verzameld met daarin de bewijzen van het bezit van huizen, grond, bossen en bedrijven.

1. Is de Raad op de hoogte van het feit dat de Albaniërs kerken en kloosters hebben verwoest met ladingen dynamiet om de kadastrale documenten te kunnen vernietigen met daarin bewijzen van de Servische bezittingen?

2. Is de Raad niet van mening dat de bezittingen en activiteiten van de Servische bewoners van Kosovo moeten worden beschermd en dat het correcte verloop van de juridische en administratieve procedures in het gebied moeten worden gewaarborgd?

3. Welke maatregelen denkt de Raad te nemen, vooral om te voorkomen dat het historische en artistieke erfgoed van Kosovo wordt vernietigd met het oog op de toeëigening ervan?

Antwoord

(10 november 2000)

De Raad betreurt het voortduren van de door etnische motieven ingegeven gewelddaden in Kosovo, waarvan de niet-Albanese minderheden het slachtoffer zijn. Volgens de informatie waarover hij beschikt kan de vernieling van orthodoxe kerken en kloosters niet hoofdzakelijk worden verklaard door de aanwezigheid aldaar van documenten, hoewel de Servische gemeenschap bepaalde plaatsen lijkt te hebben gebruikt om belangrijke documenten in veiligheid te brengen. In dit verband kan het patriarchaat van Pec worden genoemd. In dit geval heeft de Raad evenwel informatie ontvangen volgens welke het merendeel van de documenten die daar waren ondergebracht inmiddels naar de door de Albanese meerderheid beheerde gemeenteadministratie van Pec zijn overgebracht, nadat zij met hulp van Belgrado op microfilms waren gekopieerd. Deze kopieën zouden in bezit van het patriarchaat zijn gebleven.

Het geachte parlementslid is er zeker van op de hoogte dat de Unie niet verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid in Kosovo. Deze taak komt aan de politiemacht van UNMIK en aan KFOR toe, op basis van het bij Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad verleende mandaat. De Raad is evenwel ingenomen met de door KFOR geleverde inspanningen om de belangrijkste religieuze heiligdommen dag en nacht te beschermen, de minder belangrijke plaatsen veilig te houden met behulp van patrouilles en in de hele provincie controlepunten in te richten om de toegang tot de door Serviërs bewoonde gebieden te controleren.

De Commissie is in het verleden reeds in de gelegenheid geweest om de aandacht van het Europees Parlement te vestigen op het feit dat zij zelf niet over de noodzakelijke bevoegdheden beschikt om maatregelen te treffen ter bescherming van het burgerlijk en religieus erfgoed in Kosovo, maar dat zij uiteraard bereid is tot samenwerking met andere organisaties (Antwoord op schriftelijke vraag E-1587/99). Tot de projecten van de Commissie behoren met name de gezamenlijke uitvoering van een studie met de Raad van Europa teneinde de behoeften op het gebied van behoud van het cultureel erfgoed in Kosovo vast te stellen, alsook de oprichting, samen met de Raad van Europa, van een groep van deskundigen op hoog niveau, teneinde oplossingen voor te stellen voor de problemen die uit de aan culturele eigendom in Kosovo toegebrachte schade en soms zelfs uit de vernietiging daarvan voortvloeien. Deze studie, waarvan de resultaten tegen het einde van dit jaar beschikbaar zouden moeten zijn, zal een overzicht van de problematiek bieden.