Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2631/00 van Elisa Damião (PSE) aan de Commissie. In de handel brengen van speelgoed in levensmiddelen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2631/00 van Elisa Damião (PSE) aan de Commissie. In de handel brengen van speelgoed in levensmiddelen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2631/00

van Elisa Damião (PSE) aan de Commissie

(1 augustus 2000)

Betreft: In de handel brengen van speelgoed in levensmiddelen

In Portugal is onlangs een kind door verstikking om het leven gekomen doordat het een speelgoedartikel uit een pak melkpoeder had ingeslikt. In het Verenigd Koninkrijk zijn reeds meerdere kinderen gestikt doordat zij speelgoedartikelen uit chocolade eieren hadden ingeslikt.

Richtlijn 88/378/EEG(1) inzake de veiligheid van speelgoed kan de nagestreefde doelstellingen op het gebied van gezondheid en veiligheid niet geheel waarborgen. Welke noodzakelijke nieuwe voorschriften voor het in de handel brengen van speelgoed in levensmiddelen stelt de Commissie tegen deze achtergrond voor?

(1) PB L 187 van 16.7.1988, blz. 1.

Gecombineerd Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-2630/00, E-2631/00 en E-2632/00

(19 oktober 2000)

De combinatie van niet-levensmiddelen met levensmiddelen is in al haar aspecten door de Commissie onderzocht in samenwerking met de voor de veiligheid van de consumenten verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten, bijeen in het kader van het comité voor noodgevallen van Richtlijn

92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 betreffende algemene productveiligheid(1). De conclusies waartoe het comité voor noodgevallen op 16 mei 2000 met algemene stemmen is gekomen, zijn op 23 mei 2000 door de Commissie mondeling aan de Commissie verzoekschriften van het Parlement meegedeeld. De schriftelijke bevestiging van de door de Commissie mondeling verstrekte informatie is op 20 juni 2000 gegeven.

Over het algemeen is het niet-levensmiddel dat het levensmiddel begeleidt, vaak snoep, een volledig of samen te stellen stuk speelgoed, aangeboden in een afzonderlijke verpakking. Direct met levensmiddelen vermengde niet-levensmiddelen worden niet meer op de markt gebracht ingevolge de door de lidstaten genomen maatregelen als gevolg van een dringende kennisgeving in 1997 op grond van artikel 8 van Richtlijn 92/59/EEG.

Voor de producten in kwestie bestaat geen specifieke communautaire wetgeving. De betreffende niet-levensmiddelen (verrassing) vallen echter onder Richtlijn 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 inzake de veiligheid van speelgoed. De naleving door de fabrikant van de technische veiligheidsspecificaties van vrijwillige norm EN 71-1 voor speelgoed dat is bestemd voor kinderen beneden de 36 maanden houdt de veronderstelling in dat het betreffende speelgoed aan de eisen van de richtlijn voldoet.

De laatste vijftien jaar waren producten in een afzonderlijke verpakking bij drie dodelijke ongevallen betrokken. Twee daarvan (1985, Noord-Ierland Roddy Breslin; 1989, Verenigd Koninkrijk Jennifer Ashton) zijn toe te schrijven aan speelgoed afkomstig van een verrassingsei, en één (1991, Verenigd Koninkrijk Caren Day) wordt toegeschreven aan de verpakking van speelgoed afkomstig van een verrassingsei. Andere ongevallen betreffen direct met het voedsel vermengd speelgoed, producten die in de Gemeenschap niet meer op de markt mogen worden gebracht.

Bij de drie ongevallen waren kinderen betrokken boven de door Richtlijn 88/378/EEG vastgestelde leeftijdsdrempel (36 maanden), leeftijd vanaf welke het gebruik van dit soort speelgoed door de richtlijn als veilig wordt beschouwd. De twee ongevallen die aan het speelgoed worden toegeschreven, hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de richtlijn op 1 januari 1990.

De Commissie, bijgestaan door het comité voor noodgevallen, heeft de vraag onderzocht of de aanwezigheid van snoep in combinatie met speelgoed een bijkomend specifiek risico oplevert ten aanzien van het risico dat alleen aan het speelgoed is verbonden (grotere waarschijnlijkheid dat het kind de kleine stukken opeet of inhaleert). Het comité voor noodgevallen is in de huidige stand van de kennis tot de conclusie gekomen dat de producten in kwestie risico's kunnen opleveren die echter niet verschillend zijn van die van klein speelgoed of speelgoed dat bestaat uit onderdelen met kleine afmetingen in het algemeen. De combinatie, wanneer zij plaatsvindt met afzonderlijke verpakkingen, wordt niet aangemerkt als een specifieke risicofactor, omdat het niet mogelijk is geweest een oorzakelijk verband vast te stellen tussen enerzijds de combinatie van speelgoed in een afzonderlijke verpakking met snoep, en anderzijds het ongevallenrisico.

Het risico hangt immers af van de kenmerken zelf van het niet-levensmiddel, met name zijn kleine afmetingen of die van zijn onderdelen, of zijn verpakking.

Van de betreffende producten is tot nu toe geen kennisgeving gedaan volgens de procedure van artikel 8 van Richtlijn 92/59/EEG voor een dringende situatie. In dit stadium is er geen andere informatie van de lidstaten beschikbaar die het comité voor noodgevallen in staat zou stellen te concluderen dat er voor dit soort producten een ernstig en onmiddellijk risico zou bestaan, dat een communautair optreden overeenkomstig artikel 9 en volgende noodzakelijk zou maken.

Zoals de drie in het verzoekschrift vermelde ongevallen hebben bevestigd, zijn deze producten, alsook klein speelgoed in het algemeen, niet zonder risico. Om het hoofd te bieden aan deze risico's heeft het comité voor noodgevallen geconcludeerd dat er in de eerste plaats op moet worden toegezien dat de geldende regelgeving concreet wordt toegepast en dat de bezinning over een eventuele verscherping van de geldende bepalingen moet worden voortgezet in het kader van Richtlijn 88/378/EEG en norm EN 71-1.

De bezinning moet met name betrekking hebben op de voorgeschreven leeftijdsdrempel voor de toepassing van de beperkingen betreffende klein speelgoed en speelgoed dat bestaat uit onderdelen met kleine afmetingen, de voor dit klein speelgoed gebruikte test en de bepalingen betreffende de waarschuwingen voor de consumenten.

Tenslotte was het comité van mening dat bijzonder aandacht moet worden besteed aan elke nieuwe ontwikkeling en elke nieuwe informatie om in staat te zijn een preciezere evaluatie te maken van het eventuele specifieke risico als gevolg van de combinatie van levensmiddelen met niet-levensmiddelen in een afzonderlijke verpakking.

In deze context moet een specifieke bezinning plaatsvinden als gevolg van elk nieuw relevant element, om vast te stellen of Europese normen kunnen worden vastgesteld, die meer specifiek betrekking hebben op niet-levensmiddelen die in een afzonderlijke verpakking met levensmiddelen worden gecombineerd.

De Commissie is voornemens om binnen de geëigende instanties snel gevolg te geven aan deze conclusies.

(1) PB L 228 van 11.8.1992.