Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3097/00 van Juan Naranjo Escobar (PPE-DE) aan de Commissie. Stijging van de olieprijs.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3097/00 van Juan Naranjo Escobar (PPE-DE) aan de Commissie. Stijging van de olieprijs.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3097/00

van Juan Naranjo Escobar (PPE-DE) aan de Commissie

(4 oktober 2000)

Betreft: Stijging van de olieprijs

Dit jaar is opnieuw gebleken hoe onstabiel de olieprijzen zijn, en de ernstige gevolgen tonen aan hoezeer de Europese Unie voor haar energievoorziening afhankelijk is van koolwaterstoffen. Europa vertegenwoordigt 19,6 % van de wereldoliemarkt; de neiging van het Europees continent om voor zijn energievoorziening op de buitenwereld te rekenen, neemt volgens de studie Europa 2020 van de Europese Commissie nog met gemiddeld 50 à 70 % toe. We stellen nog een derde toename vast in wat er per jaar aan ruwe olie opgepompt wordt een stijging van 800 000 vaten per dag in afwachting dat de olieprijs gelijke tred met de wereldgroei gaat houden. In tegenstelling met wat er van die energiebron verwacht werd, blijkt de olieprijs eens te meer een wispelturigheid te vertonen die een storende uitwerking op de markt heeft.

Welke maatregelen treft de Europese Commissie onder de gegeven omstandigheden om het hoofd te kunnen bieden aan de energiebehoeften, energiebesparingen aan te moedigen, en ook de ontwikkeling van eigen Europese energiebronnen, door een beslissende impuls te geven aan de hernieuwbare energievormen?

Wat zijn de richtpunten die de Europese Commissie de lidstaten aanbeveelt voor het beheer van hun strategische middelen?

In haar economische vooruitzichten van april verwacht de Europese Commissie dat de inflatie zich dit jaar op 1,8 % handhaaft en volgend jaar 1,7 % bedraagt, in de veronderstelling dat de prijs van een vat olie min of meer stabiel blijft rond de 24,5 dollar. Die veronderstelling beantwoordt niet meer aan de realiteit. Denkt de Europese Commissie bijgevolg haar berekeningen te herzien wanneer ze dit najaar haar economische vooruitzichten bekendmaakt? Houdt ze rekening met de mogelijkheid dat de oliemaatschappijen tot bepaalde afspraken komen om de prijzen op een zodanige manier vast te leggen dat ze de concurrentie kunnen vervalsen, in weerwil van de princiepen die neergelegd zijn in artikel 81 en 82 van het verdrag?

Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie

(24 november 2000)

De nieuwe context van de hoge prijzen op de oliemarkt waarop wat de aanbodzijde betreft de beleidsvormers van de verbruikende landen voor een groot deel geen vat hebben, versterkt de noodzaak om de ontwikkeling voort te zetten van een nieuwe strategie wat de vraagzijde betreft, die gericht is op de geleidelijke vervanging van olie door andere energiebronnen, het groter gebruik van duurzame en alternatieve energievormen, de beheersing van de vraag, de verbetering van de energie-efficiëntie alsmede de bevordering van energiebesparingen, met name in gebouwen. Zoals ze in haar laatste mededeling betreffende de olievoorziening van de Europese Unie(1), bekend maakte, zal de Commissie tijdens de Europese

Raad van Göteborg een energiebesparings- en diversifiëringsplan voorleggen, waarin zowel de verbetering van de energie-efficiëntie met name in gebouwen als de ondersteuning van de ontwikkeling van een nieuwe generatie voertuigen worden behandeld. De toekomst en de respectieve status van de verschillende energiebronnen (olie, steenkool, gas, kernenergie, duurzame energie) vormt het onderwerp van een Groenboek over de continuïteit van de energievoorziening dat door de Commissie vóór het einde van 2000 zal worden aangenomen.

Daar het gaat om het gebruik van strategische reserves, zal de Commissie de voorwaarden onderzoeken waaronder het mechanisme van de strategische olievoorraden kan worden versterkt door de communautarisering van het gebruik ervan. Om speculatie tegen te gaan dient gezocht te worden naar de wijze waarop, in navolging van de technieken die op de monetaire markten worden gebruikt, kan worden geïntervenieerd om de volatiliteit van de prijzen te beperken.

Het effect op de economische vooruitzichten ziet er als volgt uit: als de olieprijs in de rest van dit jaar blijft schommelen rond 30 USD per vat, dan komt het negatieve effect van deze hoge prijs op de groei uit op 0,3 % voor 2000 en 0,5 % voor 2001. De hogere olieprijs zou de inflatie met 1 % opdrijven.

Wat het concurrentie-aspect betreft, is de Commissie van mening dat ofschoon bepaalde kostprijsbestanddelen van lidstaat tot lidstaat kunnen variëren, dergelijke prijsverschillen exclusief accijnzen en belastingen tussen lidstaten, enkel kunnen worden verklaard door oligopolistisch gedrag en een gebrek aan concurrentie in de distributiesector. Naar aanleiding van een dergelijke analyse rijst vanzelfsprekend de vraag of er al dan niet inbreuk op het mededingingsrecht wordt gemaakt en met name of er mogelijk sprake is van kartelvorming (prijsafspraken). In een aantal lidstaten is door de nationale autoriteiten een onderzoek hiernaar ingesteld. In Italië en Zweden hebben de mededingingsautoriteiten oliemaatschappijen al sancties opgelegd. Het is van essentieel belang tot een meer open en concurrentiegerichte structuur in de sector brandstofdistributie te komen. Algemeen gezien, is in dit verband de ontwikkeling van een volwaardige interne markt voor geraffineerde producten (op groothandelsniveau) van doorslaggevend belang waardoor elke distributeur de gelegenheid krijgt zich gemakkelijk en tegen concurrerende prijzen te bevoorraden, ook buiten de nationale raffinadeurs om.

(1) COM(2000) 631 def.