Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3457/00 van Marit Paulsen (ELDR) aan de Commissie. Vertegenwoordiging van de Commissie in Stockholm.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3457/00 van Marit Paulsen (ELDR) aan de Commissie. Vertegenwoordiging van de Commissie in Stockholm.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3457/00

van Marit Paulsen (ELDR) aan de Commissie

(30 oktober 2000)

Betreft: Vertegenwoordiging van de Commissie in Stockholm

Tijdens haar hele bestaan is rond de vertegenwoordiging van de Commissie in Stockholm sprake van schandalen. Het meest recente in de rij is de wijze waarop is geprobeerd om te gaan met de economische onregelmatigheden die zich daar gedurende een langere periode hebben afgespeeld. Vier plaatselijke functionarissen hebben wegens deze onregelmatigheden onlangs ontslag moeten nemen. Tegelijkertijd zijn de verantwoordelijke hogere ambtenaren nog steeds op het kantoor werkzaam of overgeplaatst naar betere, aangenamere functies.

Deze uiterst verontrustende handelwijze is laakbaar. Alvorens ondergeschikten worden ontslagen, dient de verantwoordelijkheid van de diensthoofden volstrekt helder te zijn.

Bijna een jaar geleden kreeg het toenmalige hoofd van de vertegenwoordiging van de EU-Commissie in Zweden nieuwe taken in de Commissie. Hoewel dit reeds lang geleden is, is de Commissie er nog niet in geslaagd te besluiten tot aanwerving van een nieuwe chef. Dit is uiterst verontrustend.

Over twee maanden neemt Zweden het voorzitterschap van de Europese Unie over. Het is zeer wel mogelijk dat geen van deze problemen voordien is opgelost. In dat geval zal het Zweedse voorzitterschap veel schade ondervinden door de ondoelmatige methode die de Commissie heeft gekozen om de ontstane situatie op te lossen.

Kan de Commissie derhalve mededelen:

- waarom zij ervoor heeft gekozen ondergeschikten te ontslaan alvorens onderzocht is in hoeverre de diensthoofden verantwoordelijk zijn;

- wanneer zij denkt dat het onderzoek plaatsvindt in het kader waarvan de gang van zaken nauwkeurig kan worden bepaald en openbaar gemaakt, en aan de burger bekend wordt gemaakt wie de algemene verantwoordelijkheid draagt;

- vanaf wanneer de vertegenwoordiging van de Commissie in Stockholm zal beschikken over een uitstekende leiding en structuur?

Antwoord van de heer Prodi namens de Commissie

(14 december 2000)

Op basis van de resultaten van het onderzoek dat door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is uitgevoerd bij de vertegenwoordiging van de Commissie in Zweden, en nadat de betrokkenen overeenkomstig de rechten van de verdediging naar behoren waren gehoord, heeft de Commissie besloten vier plaatselijke functionarissen van de vertegenwoordiging in Stockholm op staande voet te ontslaan. De individuele besluiten om deze mensen te ontslaan zijn genomen in volledige overeenstemming met de toepasselijke Zweedse wettelijke bepalingen, alsook met de specifieke arbeidsvoorwaarden die van toepassing zijn op de plaatselijke functionarissen in Zweden. De mogelijkheden om tegen dit ontslagbesluit in beroep te gaan, zoals bepaald in de Zweedse regelgeving, zijn eveneens voorgelegd aan de betrokkenen.

De tuchtprocedure die in verband met hetzelfde dossier is ingesteld tegen bepaalde ambtenaren, loopt nog. Het tijdsverschil tussen de procedures vloeit enkel voort uit de verschillen in statuut tussen de twee categorieën personeel, en uit de toepassing van uiteenlopende wettelijke bepalingen als gevolg daarvan. Het is namelijk zo dat, terwijl de procedure voor de plaatselijke functionarissen integraal onderworpen blijft aan de van toepassing zijnde Zweedse regelgeving- volgens welke de werkgever op zeer korte termijn maatregelen moet nemen de procedure voor de ambtenaren wordt geregeld bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen. Het is echter wel belangrijk voor ogen te houden dat de eventuele formele verschillen tussen de twee procedures geen inbreuk maken op de rechten van de verdediging en geen enkele discriminerende behandeling over de grond van de zaak met zich brengen, of het nu gaat om de plaatselijke functionarissen of om de ambtenaren.

Tenslotte is de bewering dat de hogere ambtenaren die bij deze zaak betrokken zouden zijn, benoemd zijn op hogere posten, nergens op gebaseerd.

Overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999(1) van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), is het verslag van het onderzoek van het Bureau doorgegeven aan de Commissie en aan de juridische autoriteiten van Zweden. De in dit verband doorgegeven en verkregen informatie is beschermd door het beroepsgeheim en mag uitsluitend worden doorgegeven aan personen binnen de communautaire instellingen of in de lidstaten die daarvan uit hoofde van hun functie op de hoogte moeten zijn, en niet gebruikt worden voor andere doelen dan fraude- en corruptiebestrijding.

De Commissie is niet in staat de precieze datum vast te stellen waarop de definitieve resultaten van de desbetreffende onderzoeken bekend zullen zijn. Maar naar verwachting zullen de lopende tuchtprocedures in het voorjaar van 2001 worden afgerond. De Commissie zal het parlement op de hoogte houden overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen.

Wat de vraag over de leiding en de structuur van de vertegenwoordiging van de Commissie in Stockholm betreft, moet worden opgemerkt dat de vertegenwoordiging in Stockholm voorlopig wordt geleid door een waarnemend hoofd en dat deze nooit in gebreke is gebleven bij de uitoefening van een bijzonder zware taak, gezien de huidige bijzondere omstandigheden. Zoals de Commissie aan de Parlementsleden al in het kader van haar antwoord op de mondelinge vraag H-714/00 van de heer Sjöstedt tijdens het debat van oktober I(2) heeft laten weten, loopt de aanwervingprocedure van een nieuw hoofd van de vertegenwoordiging ten einde. De Commissie zal voor het einde van 2000 iemand benoemen op de betreffende post, en daarbij alle voorschriften strikt in acht nemen, en zij zal er in ieder geval op toezien dat het volgende Zweedse voorzitterschap kan rekenen op de volledige medewerking van de vertegenwoordiging van de Commissie in Zweden.

(1) PB L 136 van 31.5.1999.

(2) Handelingen van het Europees Parlement (oktober I 2000).