Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3646/00 van Mihail Papayannakis (GUE/NGL) aan de Commissie. Biologische zuiveringsinstallatie in Lefkada.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3646/00 van Mihail Papayannakis (GUE/NGL) aan de Commissie. Biologische zuiveringsinstallatie in Lefkada.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3646/00

van Mihail Papayannakis (GUE/NGL) aan de Commissie

(23 november 2000)

Betreft: Biologische zuiveringsinstallatie in Lefkada

In Lefkada is er een biologische zuiveringsinstallatie werkzaam die in een biotoop gelegen is. De terminal van deze installatie bevindt zich ergens in het kanaal tussen het eiland en het vasteland. De gemeentes in de noordoostelijke hoek van het eiland ondervinden last hiervan, en het mariene milieu ten noordoosten van Lefkada wordt nu al vijf jaar lang onherstelbaar vervuild.

Er dient te worden opgemerkt dat in de studies over de afwatering van de stad aanvankelijk werd bepaald dat het afval in de Ionische Zee zou worden geloosd. Na een campagne van de plaatselijke organisaties besloten de ministeries van Milieu en Binnenlandse Zaken bij middel van het

gemeenschappelijk Ministerieel Decreet van 19 december 1995, dan toch dat de terminal van de biologische zuiveringsinstallatie naar de Ionische Zee zou worden getransfereerd en zij stelden daarvoor een tijdschema vast met einddatum 21 december 1998. Tot nu toe is echter nog niets van dat alles uitgevoerd, met het gevolg dat de communautaire wetgeving inzake de kwaliteit van het water wordt geschonden. Is de Commissie, overwegende dat de biologische zuiveringsinstallatie in Lefkada met communautaire middelen is gebouwd, voornemens op te treden om deze fouten recht te zetten?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(31 januari 2001)

Bij ministerieel besluit van 2 augustus 1999 heeft de Griekse regering het kanaal van Lefkada aangewezen als kwetsbaar gebied onder Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater(1). De agglomeratie van Lefkada, die haar stedelijk afvalwater in dat kanaal loost, zou daarom op grond van de richtlijn voor 31 december 1998 moeten beschikken over een verdergaand systeem voor de opvang en zuivering van afvalwater. Deze verdergaande zuivering moet een secundaire, d.w.z. biologische, zuivering omvatten gevolgd door een tertiaire zuivering om de stikstof- en fosforvervuiling van het afvalwater te verminderen.

De Commissie heeft in 1999 het initiatief genomen tot een verificatie van de situatie van alle agglomeraties in de Gemeenschap die met kwetsbare gebieden in de zin van de richtlijn te maken hebben. Hierover zal begin 2001 een overzichtsrapport van de Commissie worden gepubliceerd. Wat Griekenland betreft voldeed volgens de door die lidstaat in 1999 en 2000 verstrekte gegevens bijna geen van de 40 agglomeraties die afvalwater in kwetsbare gebieden lozen en op 31 december 1998 over een passend opvang- en zuiveringssysteem moesten beschikken, op die datum aan de eisen van de richtlijn. Zo was volgens deze gegevens de capaciteit van het zuiveringsstation van Lefkada in 1999 nog onvoldoende. Hierbij merkten de instanties op dat er nog veel aan deze eenheid moest gebeuren voordat zij klaar zou zijn. Dit stemt overeen met de door het geachte parlementslid verstrekte informatie. De conclusie is dan ook dat de met een bijdrage van de Gemeenschap uitgevoerde werkzaamheden noodzakelijk waren, maar dat bijkomende investeringen vereist zijn om aan de richtlijn te kunnen voldoen.

Derhalve is de Commissie voornemens een inbreukprocedure tegen Griekenland in te leiden voor alle agglomeraties die niet aan de voorschriften van de richtlijn voldoen, waaronder die van Lefkada, en de lidstaat te vragen de nodige maatregelen te treffen om de systemen voor de opvang en zuivering van afvalwater in overeenstemming met de voorschriften te brengen.

De betrokken instanties hebben bij de Commissie geen nieuw verzoek tot medefinanciering van de werkzaamheden in verband met deze waterzuiveringsstations ingediend. Wanneer een dergelijk verzoek mocht worden ingediend, zal dit, in overeenstemming met de nationale en communautaire wetgeving, worden onderzocht volgens de procedures voor de beoordeling en selectie van projecten.

(1) PB L 135 van 30.5.1991.