Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3655/00 van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie. Onderscheid publieke en commerciële radio-omroepen bij veiling radiofrequenties in Nederland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3655/00 van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie. Onderscheid publieke en commerciële radio-omroepen bij veiling radiofrequenties in Nederland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3655/00

van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie

(23 november 2000)

Betreft: Onderscheid publieke en commerciële radio-omroepen bij veiling radiofrequenties in Nederland

In Nederland wordt een voor 2001 voorziene veiling voorbereid om te komen tot een efficiënte verdeling van radiofrequenties onder commerciële radio-omroepen. Het gaat om een simultane meerrondenveiling bij opbod. Vergunningen zullen voor 8 jaar worden verleend, een gelijke periode als voor de landelijke publieke omroep zal gelden. In tegenstelling tot de commerciële omroep krijgt de publieke omroep frequenties gratis en bij voorrang toegewezen.

1. Kan de Commissie onderzoeken of het gratis ter beschikking stellen van frequentieruimte aan de publieke omroep een met het Verdrag onverenigbare vorm van staatssteun is?

In het kabinetsstandpunt over de veiling worden de publieke omroepen volledig buiten beschouwing gelaten. Er wordt slechts melding gemaakt van het creëren van een level playing field tussen commerciële omroepen onderling, maar niet tussen publieke en commerciële omroepen. Met betrekking tot frequentieruimte voor de commerciële omroep ziet de Nederlandse regering twee belangrijke taken: het bevorderen van toegang tot de markt van verschillende soorten commerciële omroepinstellingen en het op gezonde basis concurreren van marktpartijen. Dat laatste betekent een (zoveel mogelijk) gelijke uitgangspositie en voorkomen dat er machtsconcentraties ontstaan.

2. Is de Commissie met mij van mening dat voor het creëren dan wel handhaven van een level playing field en het bevorderen van eerlijke mededinging op de radiomarkt er niet alleen sprake moet zijn van gezonde concurrentieverhoudingen tussen commerciële omroepen onderling, maar tevens tussen publieke en commerciële omroepen?

Gecombineerd Antwoord van de heer Monti namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-3653/00, E-3654/00 en E-3655/00

(15 februari 2001)

Zoals bepaald door het Hof van Justitie, vallen openbare televisiezenders onder het EG-verdrag en de beginselen van de gemeenschappelijke markt, inclusief de voorschriften betreffende concurrentie en overheidssteun. Met name artikel 87, lid 1 (ex-artikel 92) van het EG-verdrag kan worden toegepast op openbare radio-omroepen indien aan alle hierin vermelde voorwaarden is voldaan. Toch kan overheidssteun verenigbaar zijn met de bepalingen van het EG-verdrag. Artikel 86, lid 2 (ex-artikel 90) van het EG-verdrag voorziet dat overheidssteun verenigbaar kan worden verklaard wanneer die noodzakelijk is voor de totstandkoming van diensten van algemeen economisch belang.

Het belang van openbare omroepdiensten is bepaald in het Protocol betreffende het publiekeomroepstelsel dat ingevoerd werd bij het Verdrag van Amsterdam. De Commissie moet rekening houden met dit interpretatieve Protocol. Volgens het Protocol is het de bevoegdheid van de lidstaten om de openbare diensten te definiëren en te financieren- tenzij de handelsvoorwaarden en de concurrentie in de Gemeenschap zodanig worden beïnvloed door de financiering dat het algemeen belang wordt geschaad.

De Commissie is momenteel niet in staat om een duidelijk oordeel te vellen over de specifieke vragen van het geachte parlementslid, maar zal te zijner tijd en in het licht van het bovenstaande, alle gevolgen van de eisen van het EG-verdrag voor de omroepsector bepalen. Wat betreft de overheidssteun, zal de Commissie in de loop van dit jaar in een mededeling haar positie verduidelijken.