Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3797/00 van Maurizio Turco (TDI) aan de Commissie. Inperking van de bescherming van de privacy en legale afluisterpraktijken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3797/00 van Maurizio Turco (TDI) aan de Commissie. Inperking van de bescherming van de privacy en legale afluisterpraktijken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3797/00

van Maurizio Turco (TDI) aan de Commissie

(7 december 2000)

Betreft: Inperking van de bescherming van de privacy en legale afluisterpraktijken

De richtlijnen over de bescherming van de privacy 95/46/EG(1) (artikel 13) en over het behandelen van persoonlijke gegevens 97/66/EG(2) (artikel 14) en het voorstel voor een richtlijn COM(2000) 385 (artikel 15) maken het de lidstaten mogelijk om beperkingen in te voeren op het algemeen beginsel van eerbiediging van de privacy wanneer deze maatregelen nodig zijn ter bescherming van de veiligheid van de staat, de defensie, de openbare veiligheid, de preventie, onderzoek en opsporing van misdrijven, of zelfs het niet-toegestane gebruik van telecommunicatie of elektronische communicatie.

De door richtlijn 95/46/EG ingestelde Working Party heeft aanbeveling 2/99 opgesteld over eerbiediging van de privacy in de context van het afluisteren van telefoongesprekken waarbij de bepalingen worden gespecificeerd waar de nationale wetten zich aan moeten houden opdat het afluisteren door overheidsinstanties voldoet aan eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en artikel 8 van de Europese Conventie voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

Kan de Commissie meedelen:

- hoe zij gevolg denkt te geven aan aanbeveling 2/99 van de Working Party;

- of zij is nagegaan of de nationale wetten over legale afluisterpraktijken conform zijn aan de in deze aanbeveling gespecificeerde bepalingen;

- of zij van mening is dat in het kader van de herziening van richtlijn 95/46/EG deze bepalingen kunnen worden opgenomen;

- of zij niet van mening is dat eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden waartoe de Unie geroepen is op grond van artikel 6 en 7 van het Verdrag, impliceert dat de Europese instellingen zich meer inzetten voor regelgeving over wettelijk toegestaan afluisteren in de Unie, bijvoorbeeld door het afschaffen of beter specificeren van de uitzonderingen die aan de lidstaten zijn toegestaan om gesprekken af te luisteren?

(1) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(19 februari 2001)

De Commissie houdt bij de voorbereiding van de voorstellen die zij goedkeurt en met name van het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie(1), alsmede bij het toezicht op de toepassing van het communautaire recht, rekening met Aanbeveling 2/99 van de Werkgroep gegevensbescherming.

In haar Zesde verslag van 7 december 2000 over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving(2) heeft de Commissie de omzetting in nationale wetgeving door de lidstaten van Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector bestudeerd. Momenteel worden de omzettingsmaatregelen ten gronde onderzocht. Over de toepassing in de lidstaten van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens zal de Commissie overeenkomstig artikel 33 van deze richtlijn een verslag uitbrengen waarin met name de verwerking van gegevens in de vorm van geluid en beelden betreffende natuurlijke personen aan de orde zal komen.

Wanneer de Commissie nagaat of nationale maatregelen in overeenstemming zijn met het communautaire recht moet zij dit recht in het licht van de grondrechten interpreteren. Zij moet met name nagaan of nationale maatregelen die afwijkingen van de uit het communautaire acquis voortvloeiende rechten en plichten toestaan, noodzakelijk en evenredig zijn. Zij zal een dergelijk onderzoek eveneens in het kader van Richtlijn 97/66/EG uitvoeren.

(1) PB C 365 E van 19.12.2000.

(2) COM(2000) 814 def.