SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3977/00 van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie. Minimumleeftijdsgrens beroepsbevolking.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3977/00 van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie. Minimumleeftijdsgrens beroepsbevolking.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3977/00
van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie
(20 december 2000)
Betreft: Minimumleeftijdsgrens beroepsbevolking
In Verordening 1897/2000(1) over de operationele definitie van werkloosheid wordt de beroepsbevolking afgebakend als personen in de leeftijdsgroep 15-64 jaar.
In de meeste lidstaten van de Europese Unie zijn jongeren leerplichtig tot en met de leeftijd van 16 jaar.
Dit in overweging nemende, kan de Commissie toelichten:
1. Wat de achtergrond is van het feit dat jongeren van 15 jaar al tot de beroepsbevolking worden gerekend, terwijl ze in de meeste EU-lidstaten op die leeftijd nog leerplichtig zijn?
2. In welke lidstaten jongeren slechts leerplichtig zijn tot en met de leeftijd van 15 jaar?
(1) PB L 228 van 8.9.2000, blz. 18.
Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie
(13 maart 2001)
1. De verwijzing naar de leeftijd van 15 jaar als de onderste leeftijdsgrens voor het bepalen van de beroepsbevolking is een erkende standaard die overeenkomstig de internationale aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt gebruikt.
Het is nodig dat wordt gezorgd voor de nodige consistentie bij het meten van cijfers voor werkloosheid en werkgelegenheid, met name ook om internationale vergelijkingen te vergemakkelijken. In dit opzicht vertoont het aanpassen van de onderste leeftijdsgrens voor de beroepsbevolking aan de leeftijd waarop de schoolplicht eindigt diverse nadelen. In bepaalde lidstaten is het bijvoorbeeld zo dat de lijn tussen de schoolplichtige leeftijd en de leeftijd waarop iemand begint te werken moeilijk te trekken is. Dit is met name het geval in die landen waar een goed ontwikkelde beroepsopleiding in een werksituatie bestaat (zgn. duaal systeem).
De Commissie is zich bewust van de situatie inzake onderwijsstelsels en schoolplicht en van de tendens om langer naar school te gaan of langere opleidingen te volgen. In het licht van een op kennis gebaseerde economie en maatschappij, zoals op de Europese Raad van Lissabon omschreven, moet worden vermeden dat het streven naar hogere werkgelegenheidscijfers in de Gemeenschap haaks komt te staan op de eis dat jonge mensen na het voldoen aan de schoolplicht minimale onderwijskwalificaties verwerven.
2. In Zweden en Oostenrijk wordt de schoolplicht niet gedefinieerd in termen van een leeftijdsgrens maar in termen van een minimumaantal jaren in het onderwijs. In deze gevallen kan echter, indien de beginleeftijd van de schoolplicht bekend is, de gemiddelde leeftijd worden berekend waarop een leerling de schoolplichtige cyclus voltooit.
Volgens de jongste gegevens (1999-2000) van Eurydice (het informatienetwerk over onderwijs in Europa) eindigt de schoolplicht in Griekenland, Ierland, Italië (na een recente wijziging), Luxemburg, Oostenrijk en Portugal nog steeds op de leeftijd van 15 jaar.