Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0059/01 van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie. Herverdeling van de Structuurfondsen van de EU.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0059/01 van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie. Herverdeling van de Structuurfondsen van de EU.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0059/01 van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie. Herverdeling van de Structuurfondsen van de EU.

Publicatieblad Nr. 235 E van 21/08/2001 blz. 0106 - 0108


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0059/01

van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie

(22 januari 2001)

Betreft: Herverdeling van de Structuurfondsen van de EU

In haar antwoorden op de vragen E-2705/99 en E-2706/99(1) verklaart de Commissie: Een lidstaat kan, in het kader van de verordeningen betreffende de Structuurfondsen, besluiten door de Gemeenschap voor een bepaald programma toegewezen kredieten een nieuwe bestemming te geven voor een ander programma of in het kader van een ander fonds in de lidstaat. Ook kan een lidstaat kredieten geheel of gedeeltelijk teruggeven aan de Commissie opdat zij deze zo nodig kan toewijzen aan een andere lidstaat of voor andere doeleinden kan aanwenden. Vele lidstaten hebben reeds van een of meerdere van deze mogelijkheden gebruik gemaakt. () Het door het Verenigd Koninkrijk weer beschikbaar gestelde bedrag (FIOV) is niet toegewezen aan een andere lidstaat, maar aangewend om de Gemeenschapsbegroting voor 1999 in evenwicht te brengen.

1. Kan de Commissie meedelen welke concrete rechtsgrond de lidstaten toelaat om communautaire middelen van het ene naar het andere fonds over te dragen of terug te geven aan de Commissie?

2. Kan de Commissie meedelen welke concrete rechtsgrond de Europese Commissie de bevoegdheid geeft om te beslissen of terugbetaalde bedragen aan een andere lidstaat worden toegewezen of voor andere doeleinden worden aangewend?

3. Kan de Commissie meedelen welke bedragen de verschillende lidstaten tot dusver in het kader van het FIOV voor de programmeringsperiode 1994-1999 hebben teruggegeven?

4. Kan de Commissie meedelen welke bestemming aan deze terugbetaalde bedragen is gegeven en welke criteria hierbij werden gehanteerd?

5. Welke bedragen werden opnieuw toegewezen en aan welke lidstaten? Welke criteria werden hierbij gehanteerd?

6. Meent de Commissie tenslotte niet dat de teruggegeven bedragen zouden moeten worden toegekend aan de lidstaten die deze middelen nodig hebben en die de communautaire financiering die hun aanvankelijk is toegekend volledig en correct uitvoeren, om aldus de oorspronkelijke doelstelling van deze financiering te handhaven?

(1) PB C 330 E van 21.11.2000, blz. 42.

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(5 maart 2001)

1. De mogelijkheid om middelen over te dragen van het ene naar het andere communautaire financieringsinstrument, was uitdrukkelijk vastgelegd in artikel 25, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds(1), zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93 van de Raad van 20 juli 1993(2). Het ging om wijzigingen die konden plaatsvinden in het kader van het partnerschap van Commissie en lidstaten ter waarborging van een doeltreffende uitvoering van de steunverlening van de Structuurfondsen in overeenstemming met de in bovengenoemd lid 5 vastgestelde procedure.

Deze mogelijkheid blijft bestaan in het kader van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(3), met name krachtens artikel 34, lid 3, en artikel 35, lid 3, onder g).

De procedures voor het wijzigen van een communautair bestek (CB) zijn opgenomen in het CB voor elke lidstaat dat de Commissie publiceert.

2. De Commissie is verplicht te zorgen voor een optimaal gebruik van de financiële middelen die zijn toegewezen voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Structuurfondsen. Overeenkomstig dit doeltreffendheidsbeginsel besteedt de Commissie bedragen die een lidstaat besluit niet meer te gebruiken, aan andere taken van de Structuurfondsen.

3. In de loop van de op 31 december 1999 geëindigde programmeringsperiode zijn voor verscheidene enkelvoudige programmeringsdocumenten (EPD's) van doelstelling 5a (Visserij) niet alle beschikbare communautaire middelen gebruikt.

De overeenkomstige toewijzingen uit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) zijn als volgt verlaagd:

- Denemarken: 12,25 miljoen

- Italië: 25 miljoen (toegewezen aan het Italiaanse CB voor doelstelling 1)

- Nederland: 2,5 miljoen (toegewezen aan het visserij-gedeelte van het EPD van doelstelling 1 voor Flevoland)

- Verenigd Koninkrijk: 28,63 miljoen.

Voor alle overige EPD's van doelstelling 5a (Visserij) is de besteding geprogrammeerd van alle beschikbare FIOV-kredieten, met inbegrip van het volledige indexeringsresultaat; de geprogrammeerde kredieten zijn op communautair niveau volledig vastgelegd.

De overige FIOV-kredieten zijn toegewezen aan programma's voor doelstelling 1. Bij onderbesteding is het in de eerste plaats aan de beheersautoriteit van de programma's om de ongebruikte kredieten een nieuwe bestemming te geven. Deze kredieten kunnen worden toegewezen aan andere operationele programma's die onder hetzelfde CB vallen, dan wel aan andere zwaartepunten van hetzelfde, uit verschillende fondsen gefinancierde regionale EPD.

4. In dit verband moet om te beginnen de terminologie worden toegelicht, want de term terugbetaald leidt wellicht tot verwarring. Bij de herverdeling of niet-besteding van middelen, waarvan hier sprake is, vinden veranderingen plaats ten opzichte van de indicatieve financiële programmering die is opgesteld op basis van de financiële vooruitzichten van Edinburgh. In de meeste gevallen is dus een deel van de indicatieve programmering niet volgens de oorspronkelijke plannen uitgevoerd, maar de betrokken middelen hebben reeds een nieuwe bestemming gekregen vóór de formele toewijzingsbesluiten (besluiten van de Commissie over de bijdrage van de fondsen) en de vastleggingen op de begroting. In enkele gevallen heeft de herverdeling aanleiding gegeven tot een wijziging van het formele toewijzingsbesluit en tot het vrijmaken van middelen op de begroting (bijvoorbeeld bij programma's waarvoor slechts één betaling plaatsvindt). Een dergelijke herverdeling betekent echter niet dat de middelen weer naar de Gemeenschapsbegroting gaan.

Over het algemeen worden begrotingsmiddelen alleen herverdeeld binnen een lidstaat en op verzoek van die lidstaat. In veel gevallen zijn middelen verschoven naar een andere regio binnen dezelfde doelstelling of binnen hetzelfde initiatief. Ook kunnen middelen zijn besteed aan andere initiatieven in dezelfde regio. In beide gevallen blijft het verband met de oorspronkelijke programmering duidelijk bestaan. In enkele gevallen hebben lidstaten verzocht om een ruimere herverdeling van de middelen. Dit is met name gebeurd in het onder punt 3 genoemde geval, waarin Italië de programma's voor de door een aardbeving getroffen regio's in het midden van het land heeft willen verruimen.

Herverdeling van middelen tussen lidstaten vindt slechts in uitzonderlijke gevallen plaats en tijdens de betrokken periode is dit met name gebeurd voor de financiering van het communautair initiatief PEACE, waarvoor de betaling voor 1999 ten bedrage van 100 miljoen is geprogrammeerd en vastgelegd; hiervoor zijn middelen aangewend van de programmering van de communautaire initiatieven van alle lidstaten.

Tenslotte hebben enkele lidstaten, zoals de geachte afgevaardigde al aangeeft met de door hem geciteerde vroegere antwoorden van de Commissie, een gedeelte van hun aanvankelijke toewijzing, meestal gelijk aan het indexeringsresultaat van de laatste betalingen, teruggegeven, zonder dat er een nieuwe bestemming aan is gegeven. Zoals de Commissie al eerder heeft kunnen benadrukken, gaat het hierbij om marginale bedragen in vergelijking met de totale kredieten in de periode 1994-1999. Zoals de geachte afgevaardigde opmerkt, zijn deze kredieten inderdaad gebruikt om het verschil tussen begrotingstoewijzingen en programmering in 1999 te verkleinen. Zoals de Commissie al heeft uitgelegd, kon de onderbesteding in het begrotingsjaar 1998 in tegenstelling tot voorgaande jaren niet worden gebruikt om de maxima van de financiële vooruitzichten aan het einde van de periode 1994-1999 navenant te verhogen.

Aangezien de programma's en de programmering een looptijd van verschillende jaren hebben en er in tegenstelling tot de begroting geen jaarlijkse beperkingen gelden, was er tussen de programmering en de beschikbare middelen een verschil ontstaan dat overeenkwam met het bedrag van de onderbesteding in het begrotingsjaar 1998. Het feit dat sommige lidstaten het niet mogelijk achtten de middelen van de indicatieve programmering volledig te gebruiken, heeft bijgedragen tot de oplossing van dit probleem. Het resultaat is dat er aan het eind van de periode geen ongebruikte of beschikbaar gestelde kredieten over waren om herverdeeld te worden.

5. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, hebben de herverdelingen doorgaans binnen een lidstaat plaatsgehad. De bedragen zijn vaak niet groot, maar er hebben wel vrij veel herverdelingen plaatsgevonden, met name in 1999. De enige herverdeling tussen lidstaten die vermelding verdient, is de herverdeling van een bedrag van 100 miljoen ten behoeve van het PEACE-programma, die alle lidstaten betrof.

6. Vanwege het feit dat, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, aan het eind van de periode geen nettobedragen beschikbaar waren, vanwege de betrekkelijk geringe bedragen die zijn herverdeeld, en vooral in verband met de eigen logica van de Structuurfondsenprogrammering, heeft de Commissie geen centrale rol kunnen spelen bij de herverdeling om het gebruik of de doeltreffendheid van de middelen te vergroten. Desalniettemin moet worden verondersteld dat de herverdelingen waar de lidstaten om hebben verzocht, bedoeld waren om te voorzien in een dringender behoefte of om te zorgen voor een betere besteding van de middelen, en derhalve beantwoorden aan het door de geachte afgevaardigde genoemde streven.

(1) PB L 374 van 31.12.1988.

(2) PB L 193 van 31.7.1993.

(3) PB L 161 van 26.6.1999.