SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0292/01 van Luis Berenguer Fuster (PSE) aan de Commissie. Overheidssteun voor het recreatiepark Terra Mítica in Benidorm (Alicante): avalverlening door de autonome regering van Valencia.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0292/01

van Luis Berenguer Fuster (PSE) aan de Commissie

(9 februari 2001)

Betreft: Overheidssteun voor het recreatiepark Terra Mítica in Benidorm (Alicante): avalverlening door de autonome regering van Valencia

In november 1999 antwoordde de Commissie op een vraag die ik had gesteld in verband met beschuldigingen over de mogelijke toekenning van overheidssteun voor het bovengenoemde themapark: Tot op heden heeft de Commissie niet kunnen concluderen dat er steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is verleend door de Generalitat Valenciana en het gemeentebestuur van Benidorm aan de onderneming Terra Mítica (schriftelijke vraag E-2004/99(1)).

De beschuldigingen dateren van 1997 maar tot op heden is er nog steeds geen procedure op gang gebracht, noch is de zaak geseponeerd, zodat er waarschijnlijk nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen die de Commissie bestudeert. Het enige feit dat in Valencia openbaar is geworden, is dat de

Generalitat van Valencia indirect aval heeft verleend onder afzien van het voorrecht van uitsluiting, wat gevolgen zou kunnen hebben, zeker in het licht van de criteria voor avalverlening die het Commissielid Monti in het Europees Parlement heeft uiteengezet. Terra Mítica kan profiteren van avalverlening aan een overheidsbedrijf dat vervolgens een lening verstrekt.

Is de Commissie van mening dat het verlenen van aval aan een overheidsbedrijf ten gunste van Terra Mítica overheidssteun kan vormen?

Welke nieuwe feiten zijn er sinds november 1999 bekend geworden die hebben verhinderd dat de klacht is geseponeerd?

Moet gezien de tijd die is verstreken en rekening houdende met de jurisprudentie van het Hof van Justitie de klacht niet worden geseponeerd of anders formeel een procedure worden geopend, in welk geval de betrokkenen met argumenten kunnen komen?

Is de Commissie niet van mening dat de onzekerheid over de vraag of al dan niet een procedure geopend zal worden de levensvatbaarheid van het bedrijf in gevaar kan brengen?

(1) PB C 203 van 18.7.2000, blz. 111.

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(19 maart 2001)

Toen zij in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek in deze zaak naar aanleiding van de beweringen van de klager specifiek op dit punt werden ondervraagd, hebben de Spaanse autoriteiten verklaard dat de Generalitat Valenciana Terra Mítica geen garantie heeft verleend.

Op 23 maart 2000 heeft de directeur van het directoraat Overheidssteun I van het directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie de klager meegedeeld dat hij in de toenmalige fase van de procedure niet kon concluderen dat er sprake was van staatssteun ten gunste van Terra Mítica. Hij heeft de klager verzocht hem nieuwe argumenten voor te leggen; bij uitblijven hiervan zou de zaak worden geseponeerd. De klager heeft bij schrijven van 18 april, 4 mei en 25 mei 2000 nieuwe klachten ingediend. Deze zijn nog steeds bij de Commissie in behandeling.

Gezien het bovenstaande sluit de Commissie niet uit dat zij de in artikel 88, lid 2, (ex artikel 93) van het EU-Verdrag bedoelde procedure zal inleiden naar aanleiding van een aantal beweringen van de klager. Een dergelijke procedure zou alle belanghebbenden in staat stellen hun opmerkingen kenbaar.

De Commissie meent niet dat het gerechtelijk vooronderzoek de levensvatbaarheid van deze onderneming heeft geschaad. Zij stelt bovendien vast dat het park eind juli 2000 is geopend en gewoon functioneert.