Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0637/01 van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie. EU-geld voor Yassar Arafat.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0637/01 van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie. EU-geld voor Yassar Arafat.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0637/01 van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie. EU-geld voor Yassar Arafat.

Publicatieblad Nr. 350 E van 11/12/2001 blz. 0025 - 0026


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0637/01

van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie

(6 maart 2001)

Betreft: EU-geld voor Yassar Arafat

1. Kan de Commissie bevestigen of er contant geld van de EU betaald is aan Yassar Arafat?

Zo ja, kan de Commissie meedelen:

- welke bedragen op deze manier betaald zijn;

- om welke bedragen het gaat;

- op welke data deze betalingen zijn verricht;

- of zij van plan is door te gaan met deze betalingen;

- uit welke begrotingslijn dit geld kwam;

- wat het specifieke doel is van de betreffende begrotingslijn;

- hoe de Commissie ervoor wil zorgen dat het geld inderdaad besteed wordt aan het omschreven doel;

- welke betalingen in contanten in strijd zijn met regels, wetten, verordeningen of principes van goed beheer?

2. Kan de Commissie meer in het bijzonder bevestigen of een besluit is gevallen om aan de heer Arafat tussen de 20 en 30 miljoen per maand te betalen zolang de noodtoestand in het Midden-Oosten voortduurt?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(15 mei 2001)

De Commissie heeft noch president Arafat, noch de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (Palestine Liberation Organization PLO) ooit rechtstreeks gefinancierd. Alle communautaire bijstand aan de Palestijnse gebieden wordt aan de Palestijnse Autoriteit uitbetaald, via de ministeries van Financiën en Internationale Samenwerking.

In september 1997 verzocht de Raad voor Algemene Zaken de Commissie om een roulerend fonds voor de Palestijnse Autoriteit in te stellen, om deze laatste te helpen het effect op de begroting op te vangen van alle eventuele bevriezingen van de maandelijkse overdrachten van Palestijnse belastinginkomsten (BTW en andere douanerechten) door de Israëlische regering. Israël is tot deze transfers verplicht krachtens artikel VI van het Israëlisch-Palestijnse Protocol over economische betrekkingen van 1994 (het Protocol van Parijs). In 1998 werd een Fonds van 25 miljoen ingesteld, krachtens begrotingslijn 47-100 (MEDA). De voorwaarden voor en de wijze van functioneren van dit instrument zijn uiteengezet in een financieringsovereenkomst tussen de Commissie en het ministerie van Financiën van de Palestijnse Autoriteit. Bovendien mogen de middelen pas worden vrijgemaakt, wanneer er aan bepaalde voorwaarden voor een behoorlijke gebruikmaking daarvan is voldaan. Dit houdt onder meer het volgende in: consolidering van de uitgaven en inkomsten, controle op de lopende uitgaven en goedkeuring van een uitgebalanceerde begroting. De naleving van deze voorwaarden wordt door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) gecontroleerd. De uit het Fonds betrokken gelden moeten worden terugbetaald, wanneer Israël eenmaal zijn geldoverdrachten heeft hervat.

In oktober 2000 bevroor de Israëlische regering de overdrachten van vereffeningsinkomsten aan de Palestijnse Autoriteit. Overeenkomstig de krachtens het bovenvermelde instrument aangegane verbintenissen, heeft de Commissie op 7 novemer 2000 27,5 million (25 + rente) van deze financieringsvoorziening vrijgegeven.

Gezien de achteruitgang van de situatie in de Palestijnse gebieden en het feit dat Israël de overdracht van inkomsten bleef bevriezen, heeft de Commissie op 13 december 2000 besloten een nieuwe, speciale faciliteit in contant geld van 90 miljoen in te stellen, krachtens begrotingslijn 47-100 (MEDA). Op 23 januari 2001 werd een eerste tranche (30 miljoen) van het nieuwe instrument waarvoor dezelfde voorwaarden gelden als voor de eerste voorziening in contant geld uitbetaald.

Sinds december 2000 is zowel de toestand op het terrein zelf, als de economische en budgettaire situatie waarin de Palestijnse Autoriteit verkeert, steeds slechter geworden als gevolg van de afsluiting van de Palestijnse gebieden door Israël. Sinds het begin van de crisis in oktober 2000 is de Palestijnse economische bedrijvigheid met 50 % gedaald, het armoedecijfer van 21 % tot 32 % stegen en 38 % van de bevolking werkloos geworden. Bovendien hebben het afsluitingsbeleid en de financiële crisis het vermogen van de Palestijnse Autoriteit om als instelling te functioneren, ernstig aangetast.

Onder deze omstandigheden heeft de Commissie, om aan de behoeften van de Palestijnse Autoriteit op langere termijn te voldoen, op 13 maart 2001 besloten, het resterende bedrag van maximaal 60 miljoen van de speciale voorziening in contanten, in directe begrotingshulp om te zetten. Dit besluit strookt volledig met de conclusies van de Raad voor Algemene Zaken op 26 februari 2001, namelijk dat de Unie een belangrijke rol moet spelen bij een onderling overeengekomen, internationaal streven om de instorting van de economie en de instellingen in de Palestijnse gebieden te voorkomen, en om tenvolle gebruik te maken van de middelen die krachtens de speciale contantenfaciliteit voor dit doel zijn uitgetrokken.

Deze begrotingshulp wordt pas uitbetaald, wanneer de Palestijnse Autoriteit onder streng toezicht van het IMF een bezuinigingsbudget heeft aangenomen. Een andere voorwaarde is dat de Palestijnen de verbintenis aangaan om o.a. maatregelen te treffen tegen corruptie en om tot meer transparantie en een beter bestuur te komen. De begrotingssteun zal worden uitbetaald in het kader van een met alle internationale donors in onderling overleg bepaald streven, onder auspiciën van het ad hoc Verbindingscomité.