Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1305/01 van Christopher Huhne (ELDR) aan de Commissie. Media-eigendom.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1305/01 van Christopher Huhne (ELDR) aan de Commissie. Media-eigendom.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1305/01 van Christopher Huhne (ELDR) aan de Commissie. Media-eigendom.

Publicatieblad Nr. 350 E van 11/12/2001 blz. 0116 - 0116


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1305/01

van Christopher Huhne (ELDR) aan de Commissie

(3 mei 2001)

Betreft: Media-eigendom

1. Kan de Commissie laten weten of, en zo ja, welke beperkingen er in de respectieve lidstaten bestaan ten aanzien van het buitenlandse eigenaarschap van bepaalde media (televisie, radio, kranten, tijdschriften, week- en maandbladen)?

2. Zijn deze beperkingen in overeenstemming met de Verdragen?

3. Welke restricties bestaan er in de Verenigde Staten ten aanzien van het eigenaarschap van media door burgers of bedrijven uit de EU?

4. Zijn deze beperkingen verenigbaar met de WTO-afspraken of met andere internationaal overeengekomen regels?

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(17 juli 2001)

1. In een aantal lidstaten is er op het gebied van de zeggenschap over de media sprake van kwantitatieve beperkingen; deze kunnen gebaseerd zijn op het aantal zenders (Spanje, Italië, Portugal, Zweden), het aandeel in het publiek (Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk), het lezersaandeel of het aantal lezers, wat de geschreven pers betreft (Frankrijk, Verenigd Koninkrijk), of het stemrecht (Zweden). Dergelijke beperkingen kunnen betrekking hebben op een type media of zo zijn geconstrueerd dat bepaalde eigendomscombinaties worden beperkt (bv. Italië, Zweden, Verenigd Koninkrijk).

2. Nationale beperkingen op buitenlands eigenaarschap worden niet toegepast tussen de lidstaten onderling, maar alleen bij buitenlandse exploitanten van buiten de Gemeenschap. Daarom zijn de nationale beperkingen van de lidstaten ten aanzien van buitenlands eigenaarschap niet in strijd met de Verdragen.

3. Aan het slot van de Uruguay-Ronde behielden de Verenigde Staten zich het recht voor hun belemmeringen voor buitenlandse investeerders in radio- en televisiezenders te handhaven. Dergelijke belemmeringen zijn in overeenstemming met de United States Communications Act (1934), waarbij de directe buitenlandse zeggenschap over bedrijven met een zendvergunning tot 20 % werd beperkt. Bovendien mogen anderen dan Amerikaanse burgers of ondernemingen geen belang van meer dan 25 % in een houdster- of moedermaatschappij met een zendvergunning bezitten.

4. Deze belemmeringen zijn door de Verenigde Staten als beperking opgenomen in de lijst van specifieke verplichtingen in de Algemene overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) en zijn door de Gemeenschap geaccepteerd.