SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1829/01 van Lousewies van der Laan (ELDR) aan de Commissie. Erkenning van het huwelijk en maatregelen ter bevordering van gelijke behandeling.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1829/01

van Lousewies van der Laan (ELDR) aan de Commissie

(22 juni 2001)

Betreft: Erkenning van het huwelijk en maatregelen ter bevordering van gelijke behandeling

In een recent arrest over geregistreerd partnerschap zegt het Europese Hof van Justitie dat volgens de in het algemeen aanvaarde definitie van het begrip huwelijk, dit een verbintenis tussen twee personen van verschillend geslacht is. Het is de Commissie ongetwijfeld bekend dat Nederland het burgerlijk huwelijk onlangs heeft opengesteld voor homoseksuele burgers. Nederland is tot dusver het enige land dat dat heeft gedaan.

Het arrest inzake geregistreerd partnerschap heeft een zekere verwarring teweeggebracht over de interpretatie die de Commissie daaraan zal geven. Kan de Commissie bevestigen dat al haar gehuwde ambtenaren op voet van gelijkheid zullen worden behandeld, ongeacht hun seksuele geaardheid of het geslacht van hun partner? Kan zij verder mededelen welke maatregelen er worden genomen om een gelijke behandeling van gehuwde en ongehuwde ambtenaren te verzekeren, met inbegrip van degenen met een geregistreerd, maar niet-echtelijk, partnerschap?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(18 september 2001)

Het arrest van het Hof van Justitie waarnaar het geachte parlementslid verwijst, heeft betrekking op de definitie van het huwelijk in de lidstaten en geeft geen visie van het Hof op de interpretatie van dit begrip in het Gemeenschapsrecht weer. Het arrest is gewezen in een zaak betreffende de rechten van geregistreerde partners van hetzelfde geslacht die aanhangig is gemaakt voordat het Statuut werd gewijzigd om discriminatie op grond van seksuele geaardheid te verbieden.

In het licht van de nieuwe situatie met betrekking tot huwelijken in Nederland, heeft de Commissie aan de hoofden van administratie van alle Instellingen voorgesteld om één gedragslijn te volgen en de betrokken huwelijken in statutaire aangelegenheden te erkennen. In afwachting van een regeling op interinstitutioneel vlak zal de Commissie aanvragen van ambtenaren positief beantwoorden zodra een en ander juridisch geregeld is.

In het kader van de vaststelling van het Witboek over de hervorming van de Commissie van 1 maart 2000(1) heeft de Commissie besloten dat de voorwaarden voor de erkenning van stabiele relaties van haar medewerkers, tussen heteroseksuele of homoseksuele partners, in het Statuut zouden worden vastgesteld. Een mogelijke oplossing bestaat erin te voorzien in een erkenningsprocedure die alleen zou gelden voor de uitoefening van rechten en voor verplichtingen in het kader van het Statuut dat op de personeelsleden van de Europese Instellingen van toepassing is. Deze procedure zou dan kunnen worden gebruikt voor alle vormen van partnerschap, ongeacht de vraag of en in hoeverre deze door een lidstaat erkend zijn.

Het is vanzelfsprekend essentieel dat de Europese Instellingen tot een juridisch sluitende definitie komen. Daarom heeft de Commissie in november 2000 in het Consultative Document on Equal Opportunities(2) een studie aangekondigd betreffende de juridische en wettelijke aspecten van dit vraagstuk, zoals de gevolgen van de erkenning van de hier bedoelde partnerschappen voor de rechten die uit de nationale wetgevingen van de lidstaten voortvloeien. Het doel van de studie is, een juridisch acceptabele oplossing aan te brengen waarmee discriminatie van ambtenaren op grond van hun nationaliteit wordt vermeden en voor erkende partnerschappen wordt voorzien in adequate rechten en plichten.

In dit verband is aan juridische deskundigen in de lidstaten gevraagd verslag uit te brengen over de juridische en wettelijke situatie in hun land.

Zodra alle open vragen zijn beantwoord, zal de Commissie onderzoeken welke de beste manier is om de erkenning van geregistreerde, niet-echtelijke, partnerschappen te regelen en zal zij formele aanbevelingen doen.

(1) COM(2000) 200.

(2) SEC(2000) 2085.