SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1978/01 van Juan Naranjo Escobar (PPE-DE) aan de Commissie. Nieuwe tests voor de controle op de emissie van verontreinigende gassen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1978/01 van Juan Naranjo Escobar (PPE-DE) aan de Commissie. Nieuwe tests voor de controle op de emissie van verontreinigende gassen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1978/01 van Juan Naranjo Escobar (PPE-DE) aan de Commissie. Nieuwe tests voor de controle op de emissie van verontreinigende gassen.
Publicatieblad Nr. 040 E van 14/02/2002 blz. 0151 - 0153
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1978/01
van Juan Naranjo Escobar (PPE-DE) aan de Commissie
(5 juli 2001)
Betreft: Nieuwe tests voor de controle op de emissie van verontreinigende gassen
De nieuwe tests om de emissie van verontreinigende gassen van dieselvoertuigen te meten veroorzaken defecten wanneer de acceleratiesnelheden boven de door de fabrikant toegestane
waarden liggen. Deze tests moeten worden uitgevoerd op grond van een richtlijn die bepaalt dat de uitlaatpijp van de voertuigen wordt gereinigd via een minimum van drie cycli van acceleraties bij stationair toerental of via een gelijkwaardige methode. Met het oog op de uitvoering van deze testst wordt het toerental van de stilstaande voertuigen opgevoerd tot 5 000 of 5 500 omwentelingen per minuut, terwijl de fabrikanten adviseren niet verder te gaan dan 2 200 toeren.
Gezien het bovenstaande heeft de Vereniging van Europese automobilisten (AEA) de Commissie verzocht de huidige wetgeving te wijzigen, aangezien deze niet alleen nadelig is voor de gebruikers, maar bovendien afbreuk doet aan het imago en het goede werk van de autokeuringsdiensten die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de schade die bij het uitvoeren van deze tests kan worden veroorzaakt.
Bovendien is het twee of drie keer herhalen van de tests soms niet voldoende om het emissieniveau duidelijk vast te stellen, waardoor de kracht die op de voertuigen wordt uitgeoefend, nog groter wordt. Is de Commissie voornemens te reageren op de problemen die in het verzoek van de AEA aan de orde worden gesteld?
Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie
(6 september 2001)
In de loop van het afgelopen decennium is gestage vooruitgang geboekt op het gebied van de emissieniveaus van motorvoertuigen, dit voornamelijk ten gevolge van betere motortechnologieën en schonere brandstoffen. Deze positieve trend zal in de toekomst aanhouden. Naargelang de emissiereductietechnologie vordert, moeten de verkeersgeschiktheidsnormen worden aangepast om ervoor te zorgen dat testprocedures en -normen in staat blijven grote verontreinigers op te sporen.
Het doel van de verkeersgeschiktheidstest op het gebied van voertuigemissies is om motorvoertuigen op te sporen die grote verontreinigers zijn, i.e. die aanzienlijk meer verontreinigen dan de voorgeschreven grenswaarden. De verkeersgeschiktheidstest inzake rookopaciteit moet vrij snel, eenvoudig en goedkoop zijn. Het is niet de bedoeling om reële rijomstandigheden na te bootsen, maar om slecht onderhouden voertuigen op te sporen.
De opaciteit van de uitlaatgassen van dieselvoertuigen wordt gemeten via een vrije acceleratieproef waarbij het toerental van de motor wordt opgevoerd tegen de eigen inertie in. De eerste test werd verplicht per 1 januari 1996(1).
In sommige lidstaten waarin de opaciteitsproef voor de uitlaatgassen van dieselvoertuigen is ingevoerd, is motorschade opgetreden. Dergelijke motorschade kan ontstaan wanneer het voertuig zeer slecht is onderhouden en wanneer de motor vooraf onvoldoende is geconditioneerd, i.e. wanneer de test vanuit koudstart wordt uitgevoerd.
Tegen de achtergrond van deze problemen heeft de Commissie het CITA (Internationaal Comité voor automobielinspecties) verzocht de test- en inspectiemethode te verfijnen. Op basis van de door zijn leden opgedane ervaring inzake de ontoereikendheid van de herhaalbaarheid van proefresultaten en het risico op motorschade, heeft het CITA een herziene testprocedure voorgesteld. Die bevat een beperking van de accelleratiesnelheid en een criterium inzake de voorafgaande conditionering van de motor teneinde te waarborgen dat die voldoende warm is alvorens met de proef wordt begonnen. Deze aanbevelingen zijn opgenomen in een wijzigingsrichtlijn(2) die recentelijk van kracht is geworden.
De voor de voertuigcontrole bevoegde autoriteiten moeten de testers bijgevolg opleiden over de wijze waarop zij de bepalingen van de richtlijn moeten naleven, meer bepaald inzake de voorafgaande evaluatie van het voertuig (om na te gaan of de motor zich in een bevredigende mechanische staat bevind zodat hij niet kwetsbaar is voor schade bij de uitvoering van de proef), de minimale conditioneringstemperatuur en de snelheid van indrukken van het gaspedaal.
Zoals nu reeds het geval is voor recente benzinemotorvoertuigen moeten nieuwe dieselpersonenwagens met ingang van 2003 worden uitgerust met OBD-systemen (on-board diagnostics), terwijl dergelijke systemen verplicht worden voor lichte vrachtwagens vanaf 2005. Dergelijke OBD-systemen controleren voortdurend de werking van de emissiebeheersingssystemen en vormen wellicht een kosteneffectief alternatief voor bovenbeschreven fysieke test. De Commissie beraadt zich momenteel over de beste methode om deze nuttige technologie te integreren in de verkeersgeschiktheidstest.
In afwachting daarvan en voor het bestaande wagenpark blijft de huidige opaciteitsproef echter noodzakelijk om ervoor te zorgen dat grote vervuilers worden opgespoord en dat de desbetreffende voertuigen, als voorwaarde voor deelneming aan het verkeer, worden hersteld.
(1) Richtlijn 92/55/EEG, PB L 225 van 10.8.1992.
(2) Richtlijn 1999/52/EG, PB L 142 van 5.6.1999.